4.1.In de Gwd is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald.
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.
(…)
3. Een ieder is verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen.
Artikel 37
Het is de houder van een dier verboden aan een dier de nodige verzorging te onthouden.
(…)
Artikel 106
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
In de Awb is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
1. De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
(…)
1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
(...)
1. Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.
2. Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.
4. Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan.
(...)
1. Indien een meegevoerde en opgeslagen zaak niet binnen dertien weken nadat zij is meegevoerd, kan worden teruggegeven, kan het bestuursorgaan de zaak verkopen.
2. Het bestuursorgaan kan de zaak eerder verkopen, zodra de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten, vermeerderd met de voor de verkoop geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van de zaak onevenredig hoog worden.
3. Verkoop vindt evenwel niet plaats binnen twee weken na de verstrekking van het afschrift van het proces-verbaal van meevoeren en opslaan, tenzij het gevaarlijke stoffen of eerder aan bederf onderhevige stoffen betreft
.
(…)
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend gemaakt.
1. Het bezwaar, beroep, of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. (…)
4.2.1De juistheid van de uitvoerig beschreven en gedocumenteerde feitelijke bevindingen van de toezichthouders van de NVWA zoals neergelegd in het toezichtsrapport van 15 april 2013, welke bevindingen worden ondersteund door de diergeneeskundige verklaringen van twee verschillende dierenartsen, van wie de een bij alle vier controles en de ander bij drie controles was betrokken, is door appellant niet, althans onvoldoende, bestreden. Deze bevindingen, waarvan eerder in deze uitspraak een samenvatting is gegeven, leiden naar het oordeel van het College onmiskenbaar tot de conclusie dat op het bedrijf van appellant de in de last bedoelde verplichtingen, voortvloeiend uit de hiervoor aangehaalde artikelen van de Gwd niet werden nagekomen. Verweerder heeft dan ook bij het bestreden besluit terecht zijn eerdere besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 106 Gwd, in samenhang met artikel 5:24, eerste lid, Awb gehandhaafd. Evenmin ziet het College plaats voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid.
4.2.2De stelling dat de bestuursdwang niet had mogen worden uitgevoerd, omdat appellant onvoldoende tijd heeft gehad voor het treffen van maatregelen wordt niet gevolgd. Gelet op het feit dat, naar door verweerder is vastgesteld, één (of meer) van de aangeplakte lasten was (of waren) verwijderd in samenhang met de constatering dat appellant die dag een aantal dieren had aangemeld voor destructie, acht het College het onaannemelijk dat appellant niet voor 4 april kennis heeft genomen van de last. Verweerder heeft de conclusie kunnen trekken dat appellant op 4 april niet meer aan de last zou kunnen voldoen om alle dode dieren te verwijderen en heeft dan ook terecht kunnen overgaan tot het uitvoeren van bestuursdwang door zelf de nog aangetroffen kadavers af te doen voeren. Overigens kan, ingevolge het bepaalde bij artikel 5:31 Awb, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht spoedbestuursdwang worden toegepast ook als niet eerder een last onder bestuursdwang is opgelegd. Naar het oordeel van het College mocht verweerder de maatregelen met betrekking tot het verwijderen van de kadavers, die 4 april 2013 zijn uitgevoerd, ook zonder voorafgaande last uitvoeren, gelet op de geschetste en aan de hand van een grote hoeveelheid fotomateriaal geïllustreerde situatie op het bedrijf, welke situatie naar het oordeel van het College als buitengewoon zorgwekkend moet worden gekwalificeerd. Dat verweerder tot een dergelijke spoedingreep bevoegd was geldt ook voor het door de bedrijfsverzorgingsdienst laten uitmesten van de stallen. Dat de situatie de dag ervoor iets anders werd ingeschat maakt niet dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, gelet ook op de second opinion van de tweede dierenarts die vanaf 4 april 2013 bij de controles was betrokken. Bij dit oordeel neemt het College mede in aanmerking dat op 4 april 2013 bleek dat er nog meer kadavers in de stallen lagen terwijl volgens de dierenartsen de mogelijke doodsoorzaak gasvorming was door mest en ook het onthouden van medische zorg aan zieke dieren een oorzaak van de sterfte kan zijn, dat er nog geen begin was gemaakt met het opruimen van de mest en dat het onmogelijk was contact te maken met appellant. Naar het oordeel van het College is verweerder er dan ook op goede gronden van uitgegaan dat appellant kennelijk niet uit eigen beweging bereid dan wel in staat was om op korte termijn maatregelen te treffen om de overtredingen te beëindigen.
4.2.3Gelet op deze bevindingen en hetgeen appellant daartegenover heeft aangevoerd ziet het College geen plaats voor het oordeel dat verweerder de grenzen van een redelijke beoordeling heeft overschreden door in dit geval te besluiten de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen op 4 en 9 april 2014. In zoverre slaagt het beroep van appellant dan ook niet.