ECLI:NL:CBB:2014:411

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
AWB 12/549
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkeur van checkwegers in de metrologiewetgeving

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 30 september 2014, staat de afkeuring van zes checkwegers door Verispect B.V. centraal. Appellante, Dedert IJs B.V., produceert water- en fruitijs en maakt gebruik van niet-geijkte checkwegers in haar productieproces. De checkwegers werden door Verispect afgekeurd omdat zij niet voorzien waren van de vereiste ijkmerken, zoals voorgeschreven door de Metrologiewet en het Meetinstrumentenbesluit I. De zaak kwam tot stand na bevindingen van controleurs van Verispect, die op 3 januari 2012 de checkwegers inspecteerden en deze van een afkeuringsmerk voorzagen.

Appellante stelde dat de checkwegers enkel als hulpmiddel in het productieproces worden gebruikt en niet voor handelsdoeleinden. De vrijgave van het gewicht van de ijsjes zou plaatsvinden via steekproefcontroles op geijkte weegschalen. Het College moest beoordelen of de checkwegers onder de reikwijdte van de Metrologiewet vielen en of zij geijkt moesten zijn. Het College concludeerde dat de checkwegers wel degelijk gebruikt werden voor een geregelde meettaak, aangezien zij betrokken waren bij het wegen van de voorverpakkingen van de ijsjes, wat een handelsactiviteit betreft.

De uitspraak benadrukt dat de Metrologiewet en het Meetinstrumentenbesluit I vereisen dat meetinstrumenten die gebruikt worden voor gereguleerde taken, zoals het wegen van producten voor de handel, aan specifieke eisen moeten voldoen. Het College oordeelde dat de checkwegers niet voldeden aan deze eisen en dat de afkeuring door Verispect terecht was. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak onderstreept het belang van naleving van metrologische regelgeving in de voedselproductie.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 12/549
31100

Uitspraak van de meervoudige kamer van 30 september 2014 in de zaak tussen

Dedert IJs B.V., te Roermond, appellante

(gemachtigde: P.H.Wolters)
en

Verispect B.V., te Delft, verweerster

(gemachtigde: A.J. Onneweer).

Procesverloop

Bij bevindingsrapporten Weegwerktuigen W331966 en W331967 van 3 januari 2012 (primaire besluiten) heeft verweerster zes weegwerktuigen van appellante afgekeurd en van een afkeuringsmerk voorzien.
Bij besluit van 5 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2014.
Partijen waren vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Voor verweerster waren verder aanwezig A.J.T. Rooijers en D.W.C. Lodders.

Overwegingen

1. Appellante is producent van water- en fruitijs. In het productieproces maakt appellante gebruik van zogeheten checkwegers. Verweerster is de op grond van de Metrologiewet ( verder onder meer: de wet ) aangewezen rechtspersoon die tot taak heeft zorg te dragen voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 en artikel 39. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing, met uitzondering van artikel 22 van die wet.
Ingevolge artikel 24 tweede lid, aanhef en onder a van de wet is het verboden een meet instrument te gebruiken voor een geregelde meettaak indien dat instrument is voorzien van een afkeurmerkteken als bedoeld in artikel 34.
Op 3 januari 2012 heeft verweerster na controle bij appellante zes, door partijen als “checkwegers” betitelde, weeginstrumenten voorzien van een afkeuringsmerk omdat deze meetinstrumenten niet voorzien waren van de verplichte ijkmerken. Het College zal deze instrumenten hierna, in navolging van partijen, verder eveneens aanduiden als “checkwegers”.
In geschil is of deze checkwegers onder de reikwijdte van de Metrologiewet en het Meetinstrumentenbesluit vallen en derhalve voorzien hadden moeten zijn van de daarin verplicht gestelde ijkmerken.
3. Uit artikel 5, eerste lid van de Metrologiewet en artikel 2 van het Meetinstumentenbesluit I volgt dat bepalend is voor de vraag of een meetinstrument aan de metrologiewetgeving moet voldoen, of het instrument gebruikt wordt voor het meten ten behoeve van het drijven van handel, bij levering uit hoofde van beroep of bedrijf of bij het vaststellen van belastingen en andere heffingen.
Is dit het geval dan is er sprake van een geregelde meettaak, een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing, en is een geregeld meetinstrument vereist. In het Meetinstrumentenbesluit I is vastgelegd waarmee deze (geregelde) meettaken kunnen worden uitgevoerd en is aangegeven aan welke eisen deze meetinstrumenten moeten voldoen. Wordt een meettaak niet uitgevoerd ten behoeve van de bovengenoemde toepassingsgebieden dan is het gebruik van een geregeld meetinstrument niet verplicht.
De vraag die het College derhalve dient te beantwoorden is of verweerder terecht zes checkwegers van appellante heeft voorzien van een afkeuringsmerk.
3. Appellante voert aan dat de checkwegers niet geijkt hoeven zijn omdat zij in het productieproces door appellante alleen als hulpmiddel worden gebruikt en niet ten behoeve van de handel. De vrijgave voor wat betreft het gewicht van het ijs gebeurt door middel van een steekproefcontrole. Deze controle vindt op elk uur plaats waarbij zowel de individuele ijsjes als ook de consumentenverpakkingen worden gewogen op een geijkte weegschaal. Door en met deze steekproefcontrole voldoet appellante reeds aan de wet.
Alleen ten behoeve van het interne proces van appellante maakt zij gebruik van de checkwegers, om te voorkomen dat uiteindelijk bij de steekproef zou blijken dat er bijvoorbeeld te weinig ijsjes zijn ingepakt, hetgeen zou betekenen dat de productie tot het vorig controlemoment moet worden geblokkeerd en gesorteerd.
Op basis van de wegingen van de checkmeters wordt geen handel gedreven en de consument wordt niet beschermd door deze wegingen. Dat gebeurt immers door middel van de steekproeven.
Nu de afgekeurde weeginstrumenten niet gebruikt worden voor een geregelde meettaak, en derhalve niet worden gebruikt op een wijze als bedoeld in artikel 2 van het Meetinstrumentenbesluit I, vallen deze, zo meent appellante, buiten de reikwijdte van de Metrologiewet en derhalve ook buiten het toezicht van verweerster.
4. Verweerster heeft in het bestreden besluit, toegelicht in het verweerschrift, uiteengezet dat en waarom hij zich op het standpunt stelt dat de betreffende checkwegers door appellante worden gebruikt voor een geregelde meettaak en dus ten onrechte niet geijkt zijn.
5.1
Met als uitgangspunt de relevante wettelijke bepalingen, die in de bijlage bij deze uitspraak zijn weergegeven - het gaat dan met name om de artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, e en f, artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 24, eerste lid, van de Metrologiewet, in verbinding met artikel 2, aanhef en onder d, en artikel 4, aanhef en onder d, van het Meetinstrumentenbesluit I - komt het College tot de volgende beoordeling.
5.2
Allereerst moet worden beoordeeld of de afgekeurde checkwegers automatische weeginstrumenten zijn. De betreffende checkwegers bepalen de massa van een product zonder tussenkomst van een bedienaar, en worden in het productieproces gebruikt ter controle van het gewicht van de individuele ijsjes en de dozen ijsjes. Verweerster heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat dit niet anders aangemerkt kan worden dan als een weging door automatische weeginstrumenten.
5.3
Vast staat dat appellante de betreffende checkwegers gebruikt voor het wegen van de (dozen) ijsjes. Op de dozen ijsjes staat het gewicht van de ijsjes vermeld. Het gaat dus om meetinstrumenten die het gewicht van de voorverpakkingen controleren. Gelet hierop is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat deze instrumenten worden gebruikt ten behoeve van het drijven van handel of levering uit hoofde van beroep of bedrijf. Derhalve is er sprake van een geregelde meettaak als bedoeld in artikel 2 van het Meetinstrumentenbesluit I en hadden de checkwegers voorzien moeten zijn van de vereiste ijkmerken. De metrologiewetgeving schrijft immers voor dat wanneer sprake is van een dergelijke geregelde meettaak van een geregeld meetinstrument gebruikt moet worden gemaakt.
5.4
De stelling van appellante dat de checkwegers alleen voor eigen interne controle van het productieproces worden gebruikt en dat de steekproefcontrole, die appellante uitvoert op geijkte meetinstrumenten, de basis vormt voor vrijgave wat betreft het gewicht van de ijsjes, leidt niet tot een ander oordeel.
Ter zitting is gebleken dat appellante niet het e-teken voert zodat het productieproces van appellante niet valt onder het regime van Richtlijn 76/211/EG. Nu verweerster uiteen heeft gezet dat alleen dan gekozen kan worden voor de methode van steekproefcontrole - hetgeen door appellante niet is betwist – is het College van oordeel dat hieruit volgt dat appellante niet reeds met de steekproefcontrole voldoet aan de wet- en regelgeving.
Nu de steekproefcontrole niet afdoende is, dient het afzonderlijk wegen van de inhoud van elke voorverpakking te gebeuren door middel van geregelde meetinstrumenten om daarmee de vereiste waarborgen te kunnen bieden.
5.5 Het College is dan ook van oordeel dat verweerster op goede grond heeft geoordeeld dat de checkwegers niet aan de wettelijk gestelde vereisten voldeden. Daarom zijn deze terecht van een afkeuringsteken voorzien.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. Winter, mr. C.J. Waterbolk en mr. J. Borgesius, in aanwezigheid van mr. L.C. Bannink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2014.
w.g. R.R. Winter w.g. L.C. Bannink

BIJLAGE bij uitspraak 12/549:Relevante wet- en regelgeving

In de Metrologiewet (Stb. 2006, 137) was ten tijde en voor zover hier van belang het volgende bepaald:
"Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;
b. EG-besluit: bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europese Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;
c. meetinstrument: apparaat of systeem met een meetfunctie;
d. onderdeel: apparaat dat onafhankelijk functioneert en dat samen met andere compatibele onderdelen of een compatibel meetinstrument, een meetinstrument vormt;
e. geregelde meettaak: meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing, bedoeld in artikel 5, eerste lid;
f. geregeld meetinstrument: meetinstrument bestemd voor een geregelde meettaak ten aanzien waarvan krachtens artikel 5, eerste lid, regels zijn gesteld;
g. overeenstemmingsbeoordeling: beoordeling van de overeenstemming van een meetinstrument of van een onderdeel, met de gestelde eisen;
h. in de handel brengen: voor het eerst al dan niet tegen betaling beschikbaar stellen van een voor een eindgebruiker bestemd meetinstrument;
i. in gebruik nemen: eerste gebruik van een voor een eindgebruiker bestemd meetinstrument voor het doel waarvoor het was bestemd;
j. aangewezen instantie: ingevolge artikel 12 aangewezen instantie;
k. toezichthoudende instantie: op grond van artikel 27, eerste lid, aangewezen rechtspersoon.
(…)
Artikel 5
1.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen uit hoofde van openbaar belang, volksgezondheid, openbare veiligheid, openbare orde, milieubescherming en consumentenbescherming of ten behoeve van eerlijke handel, van heffing van belastingen of van andere heffingen, regels worden gesteld omtrent meetinstrumenten met een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing, onder meer betreffende:
a. de eisen waaraan een meetinstrument, dan wel een onderdeel van een meetinstrument, moet voldoen;
b. de omstandigheden waaronder een meetinstrument wordt gebruikt;
c. de aanwijzing van normen die overeenkomen met geharmoniseerde Europese normen voor een meetinstrument of met normatieve documenten en lijsten waarvan de referenties binnen de Europese Unie op de daarvoor geldende wijze zijn bekendgemaakt;
d. de merktekens waaruit blijkt dat een meetinstrument voldoet aan de gestelde eisen, alsmede andere merktekens en opschriften.
2.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de overeenstemmingsbeoordelingen van meetinstrumenten, alsmede omtrent het aanbrengen van de merktekens en opschriften en de aanwijzing van degenen die daartoe bevoegd zijn.
(…)
Artikel 8
Een meetinstrument dat bij de overeenstemmingsbeoordeling voldoet aan de aan dat meetinstrument gestelde eisen, wordt overeenkomstig de krachtens artikel 5 gestelde regels voorzien van de voor dat meetinstrument vastgestelde merktekens en opschriften. (…)
Artikel 24
1.Het is verboden een meetinstrument te gebruiken, te bezitten of voorhanden te hebben voor een geregelde meettaak indien dat meetinstrument:
a. niet een geregeld meetinstrument is dat overeenstemt met de eisen die terzake krachtens artikel 5, eerste lid, onderdeel a, aan dat meetinstrument zijn gesteld of
b. niet is voorzien van de vereiste merktekens.
2.Het is verboden een meetinstrument te gebruiken voor een geregelde meettaak indien dat meetinstrument
a. is voorzien van een afkeurmerkteken als bedoeld in artikel 34 of
b. ingevolge artikel 7, onderdelen a of b, een overeenstemmingsbeoordeling moet ondergaan.
3.Het is verboden anders dan overeenkomstig de krachtens artikel 5, eerste lid, onderdeel b, gestelde regels gebruik te maken van een geregeld meetinstrument voor de geregelde meettaak waarvoor het is bestemd.
4.Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor een meetinstrument, al dan niet in daarbij aangegeven gevallen of omstandigheden, zonodig onder beperkingen, een vrijstelling geldt of een ontheffing kan worden verleend van het in het eerste, tweede, of derde lid, opgenomen verbod. Aan een vrijstelling of een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
5.Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de vergoeding van de kosten voor de behandeling van een aanvraag om ontheffing, alsmede omtrent de wijze van betaling.
(…)
Artikel 27
1. Onze Minister wijst een in Nederland gevestigde rechtspersoon aan die tot taak heeft zorg te dragen voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 en artikel 39. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing, met uitzondering van artikel 22 van die wet.
(…)
Artikel 34
1.De op grond van artikel 29 aangewezen werknemers van de toezichthoudende instantie zijn bevoegd geregelde meetinstrumenten die bij het onderzoek bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht, niet aan de krachtens artikel 5, eerste lid, gestelde eisen voldoen, te voorzien van een afkeurmerkteken.
(…)"
In het Meetinstrumentenbesluit (Stb. 2006, 272) was ten tijde en voor zover hier van belang het volgende bepaald:
"Artikel 2
Een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet is het bij het drijven van handel, bij levering uit hoofde van beroep of bedrijf en bij het vaststellen van belastingen of van andere heffingen:
a. (…)
d. bepalen van de massa van een lichaam op grond van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam, zonder tussenkomst van een bedienaar en volgens een vooraf bepaald programma van automatische processen, en in het bijzonder
1°. het bepalen van de massa van vooraf samengevoegde afzonderlijke lasten of enkelvoudige lasten los materiaal, al dan niet met onderverdeling van artikelen met een verschillende massa of ter controle van voorverpakkingen;
(…)
Artikel 4
Meetinstrumenten en onderdelen als bedoeld in de onderdelen a tot en met f voldoen voordat zij in de handel worden gebracht, in gebruik worden genomen of voor ingebruikneming verder worden verhandeld, aan de in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten opgenomen essentiële eisen en aan de toepasselijke essentiële eisen in de hierna bij het meetinstrument vermelde instrumentspecifieke bijlage:
a. (…)
d. automatische weeginstrumenten met een in artikel 2, onderdeel d, bedoelde taak: bijlage MI-006;
(…)
Artikel 9
1.Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de eisen waar de in de artikelen 4 en 5 bedoelde meetinstrumenten bij gebruik aan moeten voldoen.
2.Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van installatie en anderszins omtrent de omstandigheden waaronder een meetinstrument als bedoeld in artikel 4 of artikel 5 wordt gebruikt.
Artikel 10
Een geregeld meetinstrument als bedoeld in artikel 4 of een meetinstrument als bedoeld in artikel 6 ondergaat, naar keuze van de fabrikant, één van de in de instrumentspecifieke bijlage voor dat instrument aangegeven overeenstemmingsbeoordelingen volgens de beoordelingsprocedurebijlagen.
(…)
Artikel 14
1.Voor een geregeld meetinstrument als bedoeld in artikel 4 of artikel 5 dat in gebruik is genomen, bestaat de overeenstemmingsbeoordeling uit een keuring.
(…)
De Nota van Toelichting bij het Meetinstrumentenbesluit I vermeldt:
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
Richtlijn nr. 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004, betreffende meetinstrumenten (PbEU L 135), hierna aangeduid als «richtlijn meetinstrumenten», is aanleiding geweest om de IJkwet te vervangen door de Metrologiewet. Deze nieuwe wet bevat, meer dan de IJkwet, een kader dat met lagere regelgeving verder wordt ingevuld. De reden hiervoor is dat een groot deel van de metrologische regelgeving op Europees niveau wordt vastgesteld en op deze wijze een snelle implementatie van wijzigingen mogelijk is. Met dit besluit worden de toepassingsgebieden vastgelegd waar de meettaak met een gekeurd meetinstrument moet worden uitgevoerd. Het besluit bevat de (basis voor) metrologische eisen aan zowel nieuwe als in gebruik zijnde meetinstrumenten die worden ingezet voor meettaken binnen de specifieke toepassingsgebieden. Dit besluit bevat regels voor meetinstrumenten die in de richtlijn meetinstrumenten zijn opgenomen.
(…)
3. Metrologiewet en implementatie nieuwe aanpakrichtlijnen
(…)
Na de meettaken zijn in hoofdstuk 3 de meetinstrumenten vastgelegd waarmee deze meettaken kunnen worden uitgevoerd en is aangegeven aan welke eisen deze meetinstrumenten moeten voldoen. Wordt de meettaak niet uitgevoerd in het kader van bovengenoemde toepassingsgebieden dan is men niet verplicht een geregeld meetinstrument te gebruiken. Ter verduidelijking dient het volgende voorbeeld. Een
automatisch weegwerktuig dat gebruikt wordt voor het afvullen van voorverpakkingen moet voorzien zijn van een CE-markering en de aanvullende metrologische markering terwijl deze verplichting niet geldt als datzelfde weegwerktuig wordt gebruikt om tijdens het productieproces de hoeveelheden toe te voegen ingrediënten te bepalen. Dit betekent dus dat op de Nederlandse markt naast geregelde ook andere meetinstrumenten zullen voorkomen. (…)”
In de Wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
"(…)
ARTIKEL XXIII
Artikel 38 van de Metrologiewet vervalt.
Artikel 4
Beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
(…)
Metrologiewet
(…)"
In het Besluit van de Minister van Economische Zaken van 5 december 2006, nr. EP/MW 6103566 (Stcrt 2007, nr. 24), houdende aanwijzing van de toezichthoudende instantie en twee instellingen met toezichthoudende taken in het kader van de Metrologiewet, is bepaald:
"Artikel 1
1. De besloten vennootschap Verispect B.V. te Delft wordt op grond van artikel 27 van de Metrologiewet aangewezen als toezichthoudende instantie voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 en artikel 39 van de Metrologiewet.
(…)"
In het aanwijzingsbesluit toezichthouders Metrologiewet van 17 december 2007, nr. u740428 is bepaald:
"De directeur van Verispect B.V.,
Overwegende dat als gevolg van de aanwijzing (Artikel 1, eerste lid, van het besluit van de Minister van Economische Zaken van 5 december 2006, nr. EP/MW 6103566) van de besloten vennootschap Verispect B.V. te Delft als toezichthoudende instantie in het kader van de Metrologiewet, werknemers moeten worden aangewezen die belast zijn met het toezicht;
Gelet op artikel 29 van de
Metrologiewet;
Besluit:
Artikel 1
Als toezichthouders die belast zijn met het toezicht, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Metrologiewet, worden aangewezen de controleurs in dienst van Verispect B.V. (…)"