In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een boete van € 200.000,- had opgelegd aan [naam 1] wegens overtreding van artikel 5:57, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De rechtbank heeft deze boete herroepen en AFM in de proceskosten veroordeeld. AFM heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, geregistreerd onder nummer 12/856, en [naam 1] heeft ook hoger beroep ingesteld, geregistreerd onder nummer 12/861.
Tijdens de zitting op 28 november 2013 is het hoger beroep behandeld. AFM stelt dat [naam 1], als directievoorzitter van [bedrijfsnaam 1], beschikte over voorwetenschap met betrekking tot voorgenomen overnameplannen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft echter geoordeeld dat AFM niet voldoende heeft aangetoond dat [naam 1] op de ondernemersdag informatie heeft meegedeeld die als voorwetenschap kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de uitlatingen van [naam 1] op die dag niet voldoende concreet waren om te concluderen dat hij informatie heeft gedeeld over de voorgenomen overnameplannen.
Het College bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt AFM in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 974,-. Het hoger beroep van [naam 1] wordt geacht te zijn ingetrokken, nu het hoger beroep van AFM niet slaagt. De beslissing is genomen op 5 februari 2014.