In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om een geschil tussen Stichting Ziekenhuisgroep Twente en de Nederlandse Zorgautoriteit. De appellante, Stichting Ziekenhuisgroep Twente, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit, dat betrekking heeft op de nacalculatie van tarieven voor de zorgverlening in 2010. De zaak is ontstaan na een tariefbeschikking van 26 september 2011, waarbij de Nederlandse Zorgautoriteit de nacalculatie van 2010 heeft verwerkt. Op 19 juni 2012 heeft de autoriteit het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door appellante.
Tijdens de procedure heeft het College op 13 mei 2014 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CBB:2014:183), waarin de Nederlandse Zorgautoriteit werd opgedragen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De autoriteit heeft hierop gereageerd met een nieuw besluit op 24 juli 2014. Appellante heeft echter geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen naar aanleiding van dit nieuwe besluit. Het College heeft daarom besloten dat een nader onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 10 september 2014 gesloten.
In de uitspraak van 9 oktober 2014 heeft het College geoordeeld dat de Nederlandse Zorgautoriteit met het besluit van 24 juli 2014 heeft voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak. Het College constateert dat er een nieuwe herbeoordeling van de bezwaren van appellante heeft plaatsgevonden, en dat de autoriteit een aanvullende versnelde afschrijving voor de OK-units heeft gehonoreerd. Het beroep tegen het besluit van 24 juli 2014 is ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 19 juni 2012 niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is de Nederlandse Zorgautoriteit veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan appellante.