Uitspraak
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
De opgelegde boetes zijn volgens appellant te hoog en worden niet door verweerder gemotiveerd. Verweerder heeft bovendien ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen het op de markt brengen of gebruiken van een niet toegelaten middel enerzijds en het voorhanden of op voorraad hebben van zo’n middel anderzijds. Nu het in deze procedure gaat om het laatste, had verweerder voor overtreding van artikel 20 van de Wgb een boete van € 500,- moeten opleggen en niet een boete van € 2.000,-. De verhoging van de boete met 50% heeft verweerder volgens appellant evenmin gemotiveerd.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
€ 2000,- respectievelijk € 700,-. Het College stelt vast dat genoemde Bijlage XIII bij de Regeling van 2 december 2011 (kenmerk nr. 246615, Stcrt. 2011, nr. 22280) is gewijzigd in de bij laatstbedoelde regeling behorende bijlage 1. Op grond van rij 3 van deze bijlage 1 bedraagt de boete voor een professionele gebruiker voor schending van het verbod een niet in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsstof voorhanden of op voorraad te hebben € 500,- .Vanwege wijziging van dit boetebedrag zoals neergelegd in meergenoemde bijlage 1 van de Regeling, is het College van oordeel dat op grond van artikel 5:46, vierde lid, Awb waarin artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, de door verweerder opgelegde boete van € 3000,- voor overtreding van artikel 20 Wgb niet gehandhaafd kan worden. Ook in zoverre slaagt het hoger beroep derhalve.
6.De beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor wat betreft het boetebedrag;
- vernietigt het besluit van 21 juli 2012 in zoverre en herroept het primaire besluit van 24 februari 2011 voor wat betreft het boetebedrag;
- bepaalt het boetebedrag op € 500,- (zegge: vijfhonderd euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 487,- voor het indienen van een beroepschrift;
- bepaalt dat verweerder aan appellant het door hem in hoger beroep betaalde