Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 29 januari 2014 in de zaak tussen
[naam 1]en
[naam 2], alsmede
[naam 3]en
[naam 4], allen te [vestigingsplaats], appellanten
(gemachtigden: mr. H. Krans en mr. J.H. Hermsen),
en
het Productschap Vis, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 60.000,- vergoed. Dit is een direct gevolg van de keuze van de minister van (destijds) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) om schadevergoeding uit te keren in de vorm van subsidie waarop het zogeheten “de-minimisplafond” van toepassing is. In dat kader mag de steun per onderneming niet meer zijn dan € 30.000,- in drie jaar. Aangezien deze vergoeding volgens appellanten echter geen subsidie is maar nadeelcompensatie, is dit plafond niet van toepassing.
€ 30.000,- in 2009 in de situatie van appellanten er toe geleid dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het verbod om gelijke gevallen ongelijk te behandelen. Er is immers sprake is van gelijke gevallen in die zin dat het binnenvissers betreft die allen een soortgelijke schade hebben geleden als gevolg van het aalvisverbod. De ongelijke behandeling is gelegen in het feit dat in verreweg de meeste gevallen de schade volledig werd vergoed maar in het geval van appellanten niet, uitsluitend omdat de vergoeding in de Regeling was gemaximeerd tot
€ 30.000,- (in dit geval toegekend aan twee vennoten) terwijl de schade die appellanten als gevolg van het tijdelijk aalvisverbod hebben geleden veel hoger was, namelijk € 187.725,17.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij aan [naam 1] en [naam 2] ieder een tegemoetkoming van niet meer dan € 30.000 is toegekend;
- bepaalt dat verweerder binnen vier weken na dagtekening een nieuw besluit neemt op het bezwaar van [naam 1] en [naam 2] met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ad € 298,- aan hen vergoedt;
mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.