Uitspraak
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit(hierna: NVWA).
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
3.De uitspraak van de rechtbank
(PB 2006, L70, blz. 12; hierna: Verordening 401/2006). NVWA had slechts 40 steekgaten bemonsterd in plaats van de 100 waartoe zij op grond van Verordening 401/2006 was gehouden. Hiermee heeft NVWA naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast, nu niet eenduidig kon worden vastgesteld hoeveel zakken van de partij door NVWA zijn bemonsterd. Nadat de partij door NVWA was herbemonsterd heeft de rechtbank in de einduitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft daarbij aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Volgens de rechtbank staat voldoende vast dat het toegestane gehalte aan aflatoxine werd en wordt overschreden, zodat er voldoende aanleiding was tot inbewaringneming van de partij nootmuskaat. Het door appellante gedane verzoek om schadevergoeding is daarom door de rechtbank afgewezen.
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
11 september 2012, die haar standpunt ondersteunt. Nofalab heeft bovendien een contra-expertise uitgevoerd op het monster dat in tweede instantie op 24 augustus 2012 door NVWA is genomen. De uitslagen van deze analyse vertonen opmerkelijke gelijkenis met de uitslagen die NVWA heeft gekregen uit de herbemonstering. Dit bevestigt dat de oorspronkelijke test die Nofalab heeft uitgevoerd als doorslaggevend moet worden gezien. Deze uitslag, nadat de gebruikelijke meetonzekerheid van 50% zou zijn toegepast, had geleid tot vrijgave van de partij. Met deze uitslag, in samenhang bezien met de onjuiste bemonstering, is aannemelijk gemaakt dat de partij op moment van inbeslagname voldeed aan de normen die gelden op grond van Verordening 1881/2006. De rechtbank heeft dit in de aangevallen uitspraak ten onrechte miskend.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
19 september 2011 volgt dat hierbij waarden van 9,4 respectievelijk 10,4 µg/kg zijn vastgesteld. Na toepassing van de meetonzekerheid van 50% zou dit tot vrijgave van de betrokken partij nootmuskaat leiden.
Uit hetgeen appellante hierover naar voren heeft gebracht volgt dat de exacte omvang van deze schade nu niet valt vast te stellen. Ter voorbereiding van een nadere uitspraak daarover zal het College, met toepassing van artikel 8:73, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek heropenen. Daar partijen ter zitting te kennen hebben gegeven eerst in onderling overleg het verzoek tot schadevergoeding af te willen wikkelen, zullen zij eerst daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Indien partijen onverhoopt niet tot overeenstemming mochten komen en appellante het verzoek om schadevergoeding niet intrekt, dient zij uiterlijk twaalf weken na de datum van deze uitspraak een schriftelijke toelichting in te dienen waarin zij de door haar geleden schade concretiseert en voor zover nodig met bewijsstukken onderbouwt. NVWA zal daarna gedurende vier weken de gelegenheid krijgen om op de toelichting van appellante te reageren. Vervolgens zal het College het verdere verloop van de procedure bepalen, dan wel schriftelijk uitspraak doen.
inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor het hoger beroep € 974,-
(1 punt voor het indienen hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) toegekend. Tevens dient het griffierecht in hoger beroep aan appellante te worden vergoed. Het College zal de in eerste aanleg reeds uitgesproken proceskostenveroordeling van € 1.180,- en de opdracht tot vergoeding van griffierecht van € 310,- bestendigen. Daarbij wordt - wellicht ten overvloede - overwogen dat deze kosten, indien reeds vergoed op basis van de aangevallen uitspraak, niet opnieuw behoeven te worden betaald.
6.De beslissingHet College:
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van appellante tegen het besluit van
23 januari 2012 gegrond en vernietigt dit besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt NVWA op het betaalde griffierecht van € 478,- in hoger beroep en € 310,- in
beroep aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt NVWA in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 974,- in
hoger beroep en € 1.180,- in beroep;
- heropent het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over (de
omvang van) de aan appellante te vergoeden schade;
- bepaalt dat appellante, tenzij het verzoek wordt ingetrokken, uiterlijk twaalf weken
na de dag van verzending van deze uitspraak een memorie indient waarbij zij de
door hem geleden schade concretiseert en voor zoveel nodig met bewijsstukken
onderbouwt, en dat NVWA hierop binnen vier weken na toezending van die
memorie reageert, waarna het College het verdere verloop zal bepalen.