ECLI:NL:CBB:2014:265

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
AWB 14/322
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding van concessie openbaar vervoer in Zeeland

In deze zaak heeft Syntus B.V. op 2 juni 2014 bezwaar gemaakt tegen een brief van 22 april 2014 van het College van Gedeputeerde Staten van Zeeland, waarin werd meegedeeld dat de concessie voor openbaar vervoer over de weg in de Provincie Zeeland voor de periode 2015-2024 niet aan Syntus zou worden gegund, maar aan Connexxion Openbaar Vervoer N.V. Syntus verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op 30 juni 2014 en 4 juli 2014 beslissingen genomen over de beperking van de kennisneming van bepaalde producties en inschrijvingen. De zitting vond plaats op 11 juli 2014, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft de rechtskarakter van de brief van 22 april 2014 getoetst en geconcludeerd dat deze brief geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is, omdat het slechts een voornemen betreft en geen zelfstandig rechtsgevolg teweegbrengt. De beslissing om de concessie niet aan Syntus te gunnen is een voorbereidende beslissing die geen zelfstandig rechtsgevolg heeft, waardoor Syntus dit besluit niet kan aanvechten in bezwaar.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van Syntus om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 juli 2014.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/322
14917
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Syntus B.V., te Deventer (Syntus), verzoekster,

(gemachtigde: mr. A.W. Broesterhuizen),
en

het College van Gedeputeerde Staten van Zeeland, verweerder

(gemachtigden: mr. G. Verberne en mr. P.W. Juttmann).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: Connexxion Openbaar Vervoer N.V. (Connexxion), te Haarlem,

(gemachtigden: mr. J.F. van Nouhuys en mr. drs. M.C. Smidt).

Procesverloop

Syntus heeft op 2 juni 2014 bezwaar gemaakt tegen de brief van 22 april 2014, waarbij verweerder aan Syntus heeft bericht dat de Concessie openbaar vervoer over de weg Provincie Zeeland 2015-2024 (de concessie Zeeland) niet aan Syntus wordt gegund en dat verweerder voornemens is de concessie aan Connexxion te gunnen.
Op 2 juni 2014 heeft Syntus de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij beslissing van 30 juni 2014 heeft de voorzieningenrechter op het verzoek van verweerder van 23 juni 2014 om toepassing te geven aan 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat beperking van de kennisneming van de door verweerder aangegeven producties 7, 9 en 11 gerechtvaardigd is.
Bij beslissing van 4 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter op het verzoek van verweerder van 3 juli 2014 beslist dat beperking van de kennisneming van de inschrijvingen van Syntus en Connexxion gerechtvaardigd is.
Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2014.
Gemachtigden van partijen zijn ter zitting verschenen. Voorts zijn voor Syntus verschenen [naam 1] en [naam 2]. Voor verweerder zijn verschenen M. Gerritsen en A. van Dijk.

Overwegingen

1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.
.Voordat het inhoudelijke bezwaar van verzoekster kan worden beoordeeld, moet de voorzieningenrechter ingaan op het ambtshalve te toetsen rechtskarakter van de brief van 22 april 2014.
3.
Verweerder heeft Syntus in voornoemde brief, voor zover van belang, het volgende bericht:

Op 13 maart j.l. hebben wij uw inschrijving voor de Europese aanbesteding van het openbaar vervoer over de weg in het concessiegebied Zeeland in ontvangst genomen. Conform het advies van het beoordelingsteam zijn wij voornemens om de concessie te gunnen aan Connexxion Openbaar Vervoer N.V. Dit onder de opschortende voorwaarde dat er binnen de hiervoor geldende termijn geen bezwaar wordt uitgebracht tegen dit voornemen.
Hieronder lichten we ons voornomen besluit kort toe.
BeoordelingDe inschrijvingen zijn beoordeeld aan de hand van de in het bestek opgenomen criteria, volgens de daarvoor vastgestelde beoordeling en weging. Op basis daarvan is de economisch meest voordelige inschrijving bepaald. De eindscore voor uw inschrijving is onvoldoende gebleken om u als economisch meest voordelige inschrijving aan te merken.(…)”
4.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb moet onder een besluit worden verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 6:3 van de Awb is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.
5.
Syntus heeft in haar verzoekschrift gesteld en ter zitting nader toegelicht dat haar verzoek zich richt tegen de gunning van de concessie aan Connexxion. Volgens Syntus is gunning van de concessie onder deze aanbesteding onrechtmatig.
Meer in het algemeen heeft Syntus zich op het standpunt gesteld dat het College, in dit geval de voorzieningenrechter van het College, besluiten die voortvloeien uit de Wet personenvervoer 2000 in volle omvang toetst. Daarbij wordt niet alleen de inhoud van de concessie getoetst, maar ook de zorgvuldigheid en rechtmatigheid van de besluitvormingsprocedure die heeft geleid tot het besluit omtrent de concessie. De aanbesteding wordt op deze wijze onderdeel van de besluitvormingsprocedure omtrent de concessie, aldus Syntus.
6.
Verweerder heeft gesteld dat sprake is van een appellabel besluit. De afwijzing van de inschrijving roept voor Syntus immers rechtsgevolgen in het leven, omdat dit betekent dat Syntus definitief niet het openbaar vervoer voor de concessie Zeeland mag gaan verrichten. Daarnaast behelst de afwijzing van de inschrijving van Syntus ook een weigering van verweerder om subsidie te verlenen aan Syntus.
7.
Connexxion heeft opgemerkt dat het bestreden besluit alleen een voornemen tot het nemen van een concessiebeschikking betreft en ook nog eens een opschortende voorwaarde bevat. Dat roept bij haar de vraag of er sprake is van een (appellabel) besluit, waarvan zij in haar zienswijze voorlopig is uitgegaan.
8.
De voorzieningenrechter overweegt dat de brief van 22 april 2014 twee elementen bevat: de beslissing dat de concessie niet aan Syntus wordt verleend en het voornemen om de concessie aan Connexxion te verlenen.
Een voorgenomen besluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb nu een enkel voornemen niet is gericht op rechtsgevolg. Het beoogt naar zijn aard niet een bevoegdheid, recht of verplichting te doen ontstaan of teniet te doen of de juridische status van een persoon of zaak vast te stellen.
9.
De beslissing om niet aan Syntus te gunnen is een besluit ter voorbereiding van de uiteindelijke concessieverlening. Het brengt in het geheel van de besluitvorming bezien geen zelfstandig rechtsgevolg teweeg, waardoor Syntus los van het voorgenomen concessiebesluit, in haar belang wordt getroffen. De aanbestedingsprocedure is gericht op het besluit tot verlening van de concessie aan, in dit geval, de vervoerder die de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan, hetgeen tot automatische uitsluiting leidt van de andere vervoerders die aan de aanbesteding hebben meegedaan. De niet-gunningsbeslissing heeft voor Syntus niet een zodanig zelfstandige betekenis dat het gerechtvaardigd is deze ondanks artikel 6:3 van de Awb voor bezwaar vatbaar te achten. Syntus verzet zich immers alleen tegen een definitieve concessieverlening aan Connexxion en dat besluit moet nog door verweerder worden genomen. Syntus kan op grond van artikel 6:3 van de Awb verweerders besluit van 22 april 2014 om de concessie niet aan haar te gunnen thans niet aanvechten in bezwaar. De juistheid van dit besluit kan aan de orde worden gesteld in de procedure tegen het uiteindelijke besluit waarbij de concessie wordt verleend. Er zijn in dit geval geen redenen om af te zien van een concentratie van rechtsbescherming.
10.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het door Syntus gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Er is daarom geen reden om de door haar gevraagde voorziening te treffen.
11.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.M. van den Berk, in aanwezigheid van
mr. N.W.A. Verrijt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2014
w.g. J.A.M. van den Berk w.g. N.W.A. Verrijt