Uitspraak
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
het kader van artikel 7b, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vbb ruim geïnterpreteerd
kan worden. Volgens appellante gaat een ruime interpretatie in tegen de bedoeling van de wetgever. In het Vbb is bepaald dat in geval van fusie sprake is van het van rechtswege vervallen van de vrijstelling. Slechts indien aan specifieke voorwaarden is voldaan, waaronder de aanwezigheid van een fusie, wordt de vrijstelling gehandhaafd. Appellante is van oordeel dat het fusiebegrip juist strikt beoordeeld dient te worden.
Appellante meent dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat geen sprake is van een grove termijnoverschrijding bij het nemen van de beslissing op bezwaar noch dat sprake is van andere redenen voor toekenning van schadevergoeding.
Sociaal-Economische Raad - dat wordt aangehaald in de nota van toelichting bij het Besluit van 22 juli 2004 - blijkt dat het fusiebegrip in de Vbb ruim geïnterpreteerd dient te worden. Daarbij merkt SRO op dat de regeling met betrekking tot fusie, splitsing en doorstart in het Vbb alleen betrekking heeft op verplichte vrijstellingsgronden zoals genoemd in de artikelen 2 tot en met 5 van het Vbb, en een bedrijfstakpensioenfonds alleen discretionaire bevoegdheid heeft bij vrijwillig verleende vrijstellingen. SRO stelt dat een te enge interpretatie van het fusiebegrip appellante teveel vrijheid zou geven waar dit juist door de wetgever is uitgesloten bij verplicht te verlenen vrijstellingen. Ook de overgang van onderneming door fusie dient volgens SRO ruim geïnterpreteerd te worden. SRO voert aan dat daarvoor een overeenkomst is vereist die strekt tot overgang van onderneming(sactiviteiten). SRO stelt dat de exploitatieovereenkomst zoals die is gesloten tussen de gemeente Leusden en SRO een dergelijke overeenkomst is, en dat van enige eigendomsoverdracht geen sprake behoeft te zijn.
SRO bestrijdt het standpunt van appellante dat een contractuele relatie een vereiste zou zijn voor het tot stand komen van een activa-passivatransactie. Het feit dat de gemeente Leusden een overwegende invloed had op Octopus en uit dien hoofde in plaats van Octopus zelf als contractspartij optrad, doet volgens haar niet af aan de totstandkoming van een activa-passivatransactie tussen SRO en Octopus.
SRO voert tevens aan dat het begrip samensmelten in de wetsgeschiedenis van de Pensioenwet en in de toelichting bij artikel 1, onder d, en 7 van het Vbb niet verder is uitgelegd en appellante daaraan niet zelfstandig invulling mag geven. SRO stelt dat door het samengaan van de ondernemingen de activiteiten van Octopus zijn opgegaan in die van SRO. Octopus was als gevolg van de overname echter niet leeg en heeft na de activa‑passivatransactie nog een jaar bestaan. SRO betoogt voorts dat in de nota van toelichting de fusie, splitsing en doorstart steeds gezamenlijk worden genoemd en de rechtbank daarom terecht de situatie van doorstart bij haar beoordeling heeft betrokken.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
vrijstelling van verplichte deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds op grond van het
bepaalde in artikel 7b van het Vbb, terecht heeft afgewezen.
Artikel 7b, tweede lid, van het Vbb bepaalt dat in afwijking van het eerste lid op verzoek van de nieuwe werkgever van wie ten minste 50% van de werknemers voor de fusie in dienst was bij een of meer oude werkgevers aan wie een verplichte vrijstelling was verleend (a) de vrijstelling wordt uitgebreid tot alle huidige en toekomstige werknemers van de nieuwe werkgever, of (b) de vrijstelling wordt gehandhaafd voor de op het tijdstip van fusie in dienst zijnde werknemers van de oude werkgever of oude werkgevers met een vrijstelling.
In artikel 1, onder d, Vbb is het begrip fusie gedefinieerd als de fusie, bedoeld in Boek 2,
titel 7, afdeling 2 en 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) of het samengaan van twee of meer ondernemingen via een activa- en passivatransactie waardoor bedrijfsactiviteiten samensmelten zonder dat een of meer van de fuserende rechtspersonen ophoudt te bestaan.
Een bedrijfsfusie betreft volgens de nota van toelichting het samengaan van twee of meer ondernemingen via een activa/passivatransactie, waardoor bedrijfsactiviteiten samensmelten zonder dat een of meer van de fuserende rechtspersonen van rechtswege ophoudt te bestaan, zoals bij een juridische fusie.
Onder juridische fusie wordt in de nota van toelichting verstaan de fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het BW, te weten een rechtshandeling van twee of meer rechtspersonen waarbij een van deze het vermogen van de ander onder algemene titel verkrijgt of waarbij een nieuwe rechtspersoon die bij deze rechtshandeling door hen samen wordt opgericht, hun vermogen onder algemene titel verkrijgt.
Het College zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van SRO ongegrond verklaren.
6.De beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart het beroep van SRO tegen het besluit van 23 oktober 2012 ongegrond.
26 juni 2014