Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2014 in de zaak tussen
VOF [naam 1] en [naam 2], te [plaats], appellante,(gemachtigde: J.A. Rietveld)
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Bij besluit 3 heeft verweerder besloten de percelen met volgnummers 3 tot en met 10, 15, 45, 46 en 52 tot en met 58, die verweerder eerder niet subsidiabel had geacht omdat het om bermen zou gaan, alsnog mee te nemen bij de vaststelling van de bedrijfstoeslag. Dit heeft geleid tot een (nog) lagere afgekeurde oppervlakte, te weten 5.02 ha, en een kortingsbedrag van € 4.164,96.
6.1 Vast staat dat appellante de brief van 29 november 2010 (de zogemaande “e-bop” brief) heeft ontvangen. In deze brief staat de zin:
“Als u iemand heeft gemachtigd om voor u zaken te doen in mijn dossier, dan hebben wij deze gemachtigde ook een brief gestuurd.”
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat ten tijde van het verzenden van deze brief sprake was van een verleende machtiging aan J.A. Rietveld door appellante. Zoals door de gemachtigde van appellante zelf is gesteld was er immers een machtiging verleend voor de periode tot 15 mei 2010. Het moge zo zijn dat de gemachtigde en appellante er van uit gingen dat deze machtiging voor het hele jaar zou gelden; voor verweerder was dit in ieder geval niet kenbaar. Gelet hierop kan niet worden staande gehouden dat verweerder een fout heeft gemaakt door de brief alleen aan appellante te verzenden.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen besluit 2 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen besluit 3 ongegrond;