ECLI:NL:CBB:2014:202
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Munsterman
- R.F.B. van Zutphen
- N.A. Schimmel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing steunaanvraag voor operationeel programma in de landbouwsector
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 21 mei 2014, betreft het een beroep van de Coöperatieve Telersvereniging Best of Four U.A. tegen de afwijzing van hun steunaanvraag voor het jaar 2010 door het Productschap Tuinbouw. De steunaanvraag, die een bedrag van € 1.648.574,08 betrof, werd door verweerder niet volledig gehonoreerd. De appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 april 2012, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De zaak werd behandeld in een zitting op 4 december 2013, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De kern van het geschil draait om de vraag of de kosten voor sorteermachines en geënt plantmateriaal terecht zijn afgewezen. De appellante stelde dat de betaling voor de sorteermachines in 2010 had plaatsgevonden, ondanks een aanbetaling in 2009. Verweerder stelde echter dat de regelgeving vereist dat kosten binnen één jaarperiode moeten worden gemaakt en betaald. Het College oordeelde dat de aanbetaling in 2009 niet kon worden meegenomen in de declaratie voor 2010, en dat de boete die was opgelegd vanwege het niet voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria terecht was.
Daarnaast werd de vraag of er sprake was van een kennelijke fout in de aanvraag besproken. Het College concludeerde dat appellante bewust had gekozen om kosten van de gefuseerde organisaties Westveg en Tradition apart te houden, en dat er geen sprake was van een onopzettelijke fout. De argumenten van appellante met betrekking tot het vertrouwensbeginsel en de proportionaliteit van de boete werden eveneens verworpen. Het College oordeelde dat de sancties die voortvloeien uit de Europese verordeningen niet als strafrechtelijk kunnen worden beschouwd, en dat de boete dus niet in strijd was met artikel 6 EVRM.
Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de Europese regelgeving omtrent subsidies in de landbouwsector en de gevolgen van niet-naleving.