ECLI:NL:CBB:2014:184
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.E. Doolaard
- B. Verwayen
- P.M. van der Zanden
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010 in het kader van kapitaallastenproblematiek ziekenhuizen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 13 mei 2014, in de zaak tussen Stichting Saxenburgh Groep en de Nederlandse Zorgautoriteit, staat de kapitaallastenproblematiek van ziekenhuizen centraal. De zaak betreft de toepassing van onderdeel 3.1, onder b, van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) had in een tariefbeschikking van 26 september 2011 de nacalculatie 2010 van het Röpcke Zweersziekenhuis te Hardenberg verwerkt, maar had het verzoek van appellante om versnelde afschrijving van plankosten van nieuwbouw afgewezen. Appellante, de Stichting Saxenburgh Groep, stelde dat de plankosten wel degelijk betrekking hadden op te realiseren nieuwbouw en dat de NZa ten onrechte niet was overgegaan tot versnelde afschrijving.
De rechtbank overweegt dat met de invoering van een nieuw systeem van prestatiebekostiging in 2012, ziekenhuizen zelf het risico voor de dekking van kapitaallasten dragen. De beleidsregel voorziet in een volledige vergoeding voor afschrijvingen van immateriële vaste activa (IVA) die aan het A-segment kunnen worden toegerekend. Het geschil draait om de vraag of de plankosten van nieuwbouw onder deze regeling vallen. De NZa heeft in haar besluitvorming de e-mail van appellante van 14 juli 2011 als uitgangspunt genomen, waarin appellante aangaf dat de plankosten geen betrekking hadden op lopende of na 2008 in gebruik genomen bouwprojecten.
Het College concludeert dat de plankosten niet onder de beleidsregel vallen, omdat deze geen betrekking hebben op lopende of na 2008 in gebruik genomen bouwprojecten. De NZa heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de betreffende post niet valt onder onderdeel 3.1, onder b, van de beleidsregel. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 mei 2014.