In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 6 mei 2014, wordt de beslissing van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beoordeeld met betrekking tot de kapitaallastenproblematiek van ziekenhuizen. De zaak betreft Stichting Interconfessioneel Spaarne Ziekenhuis, die in beroep ging tegen een besluit van de NZa waarin het bezwaar tegen een tariefbeschikking van 26 september 2011 ongegrond werd verklaard. De appellante had een nacalculatieformulier ingediend voor 2010, waarin kosten voor nieuwbouw in 2005 waren opgenomen als versnelde afschrijving van immateriële vaste activa (IVA). De NZa had deze aanvraag afgewezen op basis van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010, die een strikte definitie hanteert voor wat als immateriële vaste activa kan worden aangemerkt.
De appellante betoogde dat de NZa ten onrechte niet was overgegaan tot versnelde afschrijving en dat de definitie van IVA in de beleidsregel te beperkt was. Het College overweegt dat de NZa binnen haar beleidsvrijheid handelt en dat de keuze voor een strikte definitie van IVA niet onredelijk is, gezien de context van de overgang naar een nieuw systeem van prestatiebekostiging in de ziekenhuiszorg. Het College wijst erop dat de beleidsregel niet in strijd is met de wet en dat de NZa zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de kosten voor nieuwbouw in 2005 niet onder de beleidsregel vallen.
Uiteindelijk concludeert het College dat het beroep van de appellante ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de NZa en de noodzaak om strikte criteria te hanteren in het kader van de transitie naar prestatiebekostiging, waarbij de belangen van verschillende ziekenhuizen in overweging moeten worden genomen.