Uitspraak
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport(hierna: minister).
1.Het procesverloop in hoger beroep
13 september 2012, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde, op 6 augustus 2012 aan appellant verzonden, uitspraak van de rechtbank.
2.De grondslag van het geschil
In hoofdstuk I van bijlage II is onder punt 1 voorgeschreven dat bedrijfsruimten voor levensmiddelen schoon moeten zijn en goed worden onderhouden.
In hoofdstuk V van die bijlage is onder punt 1, aanhef en onder a, voorgeschreven dat alle artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur die met voedsel in aanraking komen afdoende moeten worden schoongemaakt en zo nodig ontsmet. Het schoonmaken en ontsmetten moeten zo frequent plaatsvinden dat elk gevaar van verontreiniging wordt vermeden.
2. Indien nodig, behelzen deze maatregelen het volgende:
a. de invoering van hygiëneprocedures of andere noodzakelijk geachte maatregelen om de veiligheid van (…) levensmiddelen, (…) te garanderen;
(…)
e. schorsing of sluiting van het betrokken bedrijf, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, voor een bepaalde periode;
(…)
h. een andere maatregel die de bevoegde autoriteit passend acht.
(…)”
19 februari 2010 gecontroleerd op naleving van de hygiënevoorschriften. Tijdens die inspecties hebben de controleurs van NVWA waargenomen dat bedrijfsruimten, te weten de keuken en het magazijn, niet schoon waren en niet in goed onderhouden staat verkeerden en/of dat het schoonmaken van artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur die met voedsel in aanraking komen, niet frequent genoeg plaatsvond. Geconstateerd werd dat appellant artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit in verbinding met artikel 4, tweede lid, van Verordening 852/2004 en bijlage II, hoofdstuk I, punt 1, en/of hoofdstuk V, punt 1, aanhef en onder a, van die verordening heeft overtreden. De inspecties resulteerden telkens in een boeterapport en het opleggen van een boete.
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het College overweegt dienaangaande dat de algemene hygiënevoorschriften zich, anders dan appellant veronderstelt, niet beperken tot materiaal dat rechtstreeks met voedsel in aanraking komt. Bovendien acht het College op grond van het proces-verbaal van 15 juni 2010 aannemelijk dat ook materiaal dat direct met voedsel in aanraking kwam niet aan deze voorschriften voldeed. Zo bleek dat de snijmachine oude resten van eten bevatte en dat een aantal plastic vergieten vervuild was met oude resten van eten. Het betoog van appellant slaagt dan ook niet.