COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 13/230
11190 Kaderwet diervoeders
Uitspraak buiten zitting van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2013 in de zaak tussen
Astro Agro Trade B.V., gevestigd te Rotterdam, appellante
(gemachtigde: mr. J.A.M.A. Sluysmans, advocaat te Den Haag)
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.E.W. Tieleman, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen)
Bij besluit van 8 november 2012 heeft verweerder aan appellante een last onder dwangsom opgelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 27 november 2012 bezwaar gemaakt. Op dezelfde datum heeft appellante een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het College heeft bij uitspraak van 7 februari 2013 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij brief van 15 maart 2013 heeft appellante verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het door haar ingediende bezwaar van 27 november 2012.
Bij brief van 4 april 2013 heeft appellante beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op voornoemd bezwaar. Daarbij is verzocht dwangsommen vast te stellen.
Verweerder is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Daarvan heeft verweerder geen gebruik gemaakt.
1.1 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wbb) in samenhang bezien met artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet het College, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij het College een onderzoek ter zitting nodig acht.
1.2 Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke
voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
1.3 Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
1.4 Artikel 7:10, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13, is ingesteld – binnen twaalf weken na ontvangst van het bezwaarschrift beslist. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste zes weken kan verdagen. Ingevolge het vierde lid van dit artikel is verder uitstel mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. indien dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
2.1 Het College stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb had moeten beslissen is overschreden. Voorts stelt het College vast dat appellante verweerder bij brief van 15 maart 2013 in gebreke heeft gesteld vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op het door haar ingediende bezwaarschrift van 27 november 2012. Tussen die datum en het moment van indiening van het beroepschrift zijn meer dan twee weken verstreken. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
2.2 Het College overweegt dat op verweerder de verplichting rust om tijdig binnen de in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb gestelde termijn op het bezwaar te beslissen. Alleen indien is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 7:10, vierde lid, van de Awb is verweerder bevoegd om het nemen van een beslissing op bezwaar verder uit te stellen. Deze voorwaarden doen zich hier niet voor. Verweerder heeft tijdens de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening ter zitting van 24 januari 2013 toegezegd op korte termijn op het bezwaar van appellante te beslissen. Het beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift wordt gegrond verklaard en dat besluit wordt vernietigd.
2.3 Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, eerste volzin, van de Awb verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. Ingevolge het tweede lid bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen € 20,-- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30,-- per dag en de overige dagen € 40,-- per dag. In het derde lid is bepaald dat de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag is waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Uit artikel 7:14 Awb volgt dat artikel 4:17 Awb ook van toepassing is op besluiten op bezwaar.
2.4 Ingevolge artikel 8:55c, tweede lid, van de Awb, in samenhang met artikel 19, eerste lid, Wbb stelt het College, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is, desgevraagd tevens de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom vast. Nu appellante hierom heeft verzocht, zal het College de dwangsom vaststellen. Verweerder heeft na de ingebrekestelling twee weken de tijd om op het bezwaar te beslissen en heeft dat nagelaten. Nu verweerder meer dan 42 dagen in gebreke is verbeurt hij de maximale dwangsom. Het College stelt de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom vast op € 1.260,--.
2.5 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb wordt indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekend gemaakt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit dient bekend te maken op twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden bepaald. Niet gebleken is dat sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid van de Awb, op grond waarvan een andere termijn bepaald kan worden. Het College zal met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb voorts bepalen dat verweerder aan appellante een dwangsom van
€ 100,-- verbeurt voor iedere dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
3. Het College acht termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellante terzake van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zijnde de kosten van de door haar gemachtigde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 236,-- (1 punt voor het beroepschrift in een zaak van licht gewicht, met vermenigvuldigingsfactor 0,5).
4. Met toepassing van artikel 19 Wbb, in samenhang bezien met artikel 8:54 Awb, leidt dit tot de volgende uitspraak.
Beslissing
Het College:
- verklaart het beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van 27
november 2012 gegrond;
- vernietigt dat besluit;
- stelt de hoogte van de door verweerder aan appellante verschuldigde dwangsom vast op € 1260,--;
- draagt verweerder op om alsnog binnen twee weken na de dag van verzending van het afschrift van deze uitspraak een
besluit op bezwaar te nemen en te verzenden;
- bepaalt dat verweerder aan appellante een dwangsom van € 100,-- per dag verbeurt voor iedere dag waarmee hij de
hiervoor genoemde termijn overschrijdt met een maximum van € 15.000,--
- bepaalt dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,-- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 236,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.M. van den Berk, in aanwezigheid van mr. A.G.J. van Ouwerkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2013.
w.g. J.A.M. van den Berk w.g. A.G.J. van Ouwerkerk
Een belanghebbende kan tegen deze uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van verzending gemotiveerd verzet doen bij het College, door middel van een ondertekend verzetschrift. Indien u verzet indient en over het verzet wenst te worden gehoord, kunt u dit in uw verzetschrift vragen.