ECLI:NL:CBB:2013:CA3168

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/193
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de oppervlakte voor GLB-inkomenssteun

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen A V.O.F. en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De appellante, A V.O.F., had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar bedrijfstoeslag 2010, die door verweerder was vastgesteld op € 24.537,19, na afkeuring van een oppervlakte van 0,68 ha. In het bestreden besluit werd deze afgekeurde oppervlakte teruggebracht tot 0,66 ha, en werd appellante een bedrag van € 12,07 nabetaald.

Appellante was het niet eens met de vastgestelde oppervlakte en voerde aan dat de wijze waarop deze door verweerder was bepaald niet inzichtelijk was. Ze stelde dat er inconsistenties waren in de vastgestelde oppervlaktes voor verschillende jaren en vroeg om een veldmeting. Het College overwoog dat verweerder de opgegeven oppervlakte had gecontroleerd met behulp van een administratieve kruiscontrole, zoals voorgeschreven in de relevante Europese verordening. De luchtfoto-interpretaties die door verweerder waren gebruikt, werden als voldoende betrouwbaar beschouwd, en appellante had geen concrete argumenten aangedragen die de onjuistheid van de vastgestelde referentiepercelen konden aantonen.

Het College concludeerde dat de beroepsgronden van appellante niet slagen en dat de bijstelling van de geconstateerde oppervlakte niet in strijd was met de wet. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.

Uitspraak

uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 12/193
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2013 in de zaak tussen
A V.O.F., te B, appellante,
en
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: drs. M. Star, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen
Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de hoogte van appellantes bedrijfstoeslag 2010 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: Regeling) vastgesteld.
Bij besluit van 27 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder op het hiertegen gerichte bezwaar beslist.
Tegen dit besluit heeft appellante beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 13 februari 2013 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Voor appellante heeft C het standpunt toegelicht. Het standpunt van verweerder is toegelicht door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Appellante heeft bij verweerder uitbetaling van bedrijfstoeslag 2010 aangevraagd. Hiervoor heeft appellante een aantal gewaspercelen opgegeven met volgens haar opgave een totale oppervlakte van 41,59ha, inclusief slotenmarge. Bij het primaire besluit heeft verweerder op deze aanvraag beslist. Daarbij heeft verweerder een oppervlakte van 0,68 ha afgekeurd en appellantes bedrijfstoeslag 2010 vastgesteld op € 24.537,19 (inclusief modulatiekorting).
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellantes bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de afgekeurde oppervlakte teruggebracht tot 0,66 ha; daarbij is appellante een bedrag van €12,07 nabetaald.
3.1 Appellante is het niet eens met de door verweerder vastgestelde oppervlakte en voert aan dat niet inzichtelijk is hoe deze door verweerder wordt bepaald. Dat verweerder de oppervlakte van een groot deel van de opgegeven percelen in bezwaar heeft herzien en dat verweerder voor de bedrijfstoeslag 2008 en 2009, maar ook voor de bedrijfstoeslag 2011 andere oppervlaktes heeft vastgesteld voor dezelfde percelen toont aan dat niet zonder meer van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. Appellante wil daarom dat verweerder een veldmeting laat uitvoeren.
3.2 Verweerder heeft er op gewezen dat in 2009 de nieuwe kaartlaag Agrarisch Areaal Nederland
(AAN) is ingevoerd. Daarbij zijn de perceelsgrenzen nauwkeuriger dan voorheen langs diverse landschapselementen gelegd en zijn niet-subsidiabele delen daarbuiten gelaten. Weggelaten zijn onder meer water, paden en bermen. Aan de hand van dit perceelsregister worden de aanvragen bedrijfstoeslag gecontroleerd. De referentiepercelen opgenomen in het perceelsregister worden steeds geactualiseerd. Een aanvraag of melding van een landbouwer en/of een bezwaarschrift kunnen aanleiding vormen om te bezien of de AAN-laag bijgesteld moet worden. De aanvraag wordt altijd getoetst aan de aangepaste, meest actuele, referentiepercelen. Verweerder heeft naar aanleiding van appellantes bezwaar de luchtfoto's opnieuw aan een interpretatie onderworpen, hetgeen ertoe heeft geleid dat de totale subsidiabele oppervlakte van de referentiepercelen (de AAN-laag) is aangepast. Wijzigingen in het register van referentiepercelen hebben in het geval van appellante geleid tot de wijzigingen van de geconstateerde oppervlaktes in het kader van de bedrijfstoeslag. De opgegeven oppervlaktes kunnen niet zonder meer worden overgenomen; verweerder is gehouden elk jaar een administratieve controle uit te voeren. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de oppervlaktes van appellantes percelen nauwkeurig zijn vastgesteld. Voor een fysieke controle wordt geen aanleiding gezien.
3.3 Het College overweegt als volgt. Verweerder heeft de door appellante opgegeven oppervlakte en slotenmarges gecontroleerd middels een administratieve kruiscontrole, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 en heeft daarbij de door appellante opgegeven gewaspercelen vergeleken met de referentiepercelen zoals opgenomen in de AAN-laag. De AAN-laag is het systeem dat is ingesteld om, zoals bedoeld in, artikel 6, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009, informatie te leveren ten aanzien van de maximale subsidiabele oppervlakte die voor steun in het kader van de bedrijfsregeling in aanmerking komt. De in 2009 ingevoerde AAN-laag was in 2010 het operationele controle-instrument voor de bedoelde vergelijking. De luchtfoto-interpretaties aan de hand waarvan de referentiepercelen zijn aangepast moeten worden beschouwd als vervolgacties in de zin van artikel 28, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009. In het kader van dergelijke vervolgacties hoeft een controle ter plaatse enkel te worden uitgevoerd indien dat nodig is. De enkele omstandigheid dat in andere jaren afwijkende oppervlaktes zijn geconstateerd is daarvoor onvoldoende. Zo is het mogelijk dat bepaalde onregelmatigheden bij een controle naar boven komen die bij een eerdere controle niet waren opgemerkt. De luchtfoto’s waarop te zien is welke percelen en welke slotenmarges als subsidiabele landbouwgrond zijn vastgesteld zijn door verweerder overgelegd. Appellante heeft echter geen concrete argumenten aangedragen, toegespitst op specifieke percelen of sloten, die erop duiden dat het vaststellen van de referentiepercelen op basis van de luchtfoto's tot onjuiste of in ieder geval onbetrouwbare resultaten heeft geleid en dat een controle ter plaatse het geëigende middel is om tot een juiste oppervlaktevaststelling te komen. De beroepsgronden van appellante slagen daarom niet. Van een in deze procedure gedane toezegging van de zijde van verweerder dat voor het jaar 2010 zou worden uitgegaan van de nieuwe – het College begrijpt: voor het jaar 2011 – vastgestelde oppervlakte is niets gebleken, zodat het beroep hierop reeds daarom niet kan slagen.
3.4 Appellante heeft voorts de vraag opgeworpen of de verkleining van de geconstateerde oppervlakte van enkele percelen naar aanleiding van het bezwaar van appellante niet strijdig is met de wet. De bijstellingen naar beneden kunnen naar het oordeel van het College niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden, reeds nu de totale oppervlakte die voor steun in aanmerking komt met het bestreden besluit wel is vergroot.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. A.G.J. van Ouwerkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.
w.g. M. Munsterman w.g. A.G.J. van Ouwerkerk