5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is of verweerder bij het bestreden besluit terecht zijn weigering appellante de door haar gevraagde EIA-verklaring te verlenen, heeft gehandhaafd. Dienaangaande overweegt het College het volgende.
5.2 Code 210403, zoals genoemd in de brochure 2008, komt, zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd, overeen met de nader omschreven investering van artikel 1, aanhef en onder A.2.1.D, van Bijlage 1 van de Regeling. De onderhavige investering betreft nieuwbouw en heeft geen betrekking op een bestaande situatie. Om deze reden voldoet zij niet aan de voorwaarden van dit artikelonderdeel.
Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 19 november 2009 (LJN: BK7287) overweegt het College voorts dat het voorgaande ingevolge artikel 2, zesde lid, van Bijlage 1 van de Regeling met zich brengt dat de onderhavige investering niet in aanmerking komt voor investeringsaftrek onder het generieke onderdeel van artikel A.2.1.A van Bijlage 1 van de Regeling. De regelgever heeft immers met de derde volzin van genoemd artikellid, mede gelet op de hiervoor aangehaalde toelichting op de wijziging van de Regeling per 1 januari 2008, expliciet bedoeld om bepaalde investeringen in nieuwbouw uit te sluiten van energie-investeringsaftrek. Gezien de systematiek van deze regelgeving kan de derde volzin slechts betekenis hebben als die bepaalde investeringen in nieuwbouw evenmin onder de generiek omschreven investering van artikel A.2.1.A van Bijlage 1 van de Regeling in aanmerking komen voor investeringsaftrek.
5.3 Code 210402, zoals genoemd in de brochure 2008, is, gelet op hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, een zogenoemde voorbeeldcode en betreft een niet in de Regeling opgenomen specificatie van de generiek omschreven investering van artikel 1, aanhef en onder A.2.1.A, van Bijlage 1 van de Regeling. In dit geval is niet in geschil dat vanwege de samenstelling van het desbetreffende bedrijfsmiddel, te weten niet lichtdoorlatend isolatiemateriaal, de onderhavige investering niet aan genoemde code voldoet en om die reden niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt. Aangezien voorts uit hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen volgt dat de onderhavige investering niet is toegestaan onder de generiek omschreven investering van artikel A.2.1.A van Bijlage 1 van de Regeling, is het om die reden verweerder evenmin toegestaan de door appellante gewenste uitleg te geven aan de genoemde code 210402, ook al zou deze investering voldoen aan de energiebesparingsnorm van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van Bijlage 1 van de Regeling.
De door appellante in beroep aangehaalde uitspraken bieden geen aanknopingspunten voor een andere beoordeling.
5.5 Ten slotte overweegt het College dat ingevolge artikel 3.51 Wet IB 2001 op de onderhavige investering de Regeling van toepassing is zoals die gold op het moment dat de investering heeft plaatsgevonden, te weten 23 december 2008. De regelgever heeft in de Regeling, zoals die is gaan gelden vanaf 1 januari 2009, het inzicht verwerkt dat een tuinbouwkas geen bouwwerk (meer) is maar betrekking heeft op een proces. Dienaangaande is in de toelichting op de wijziging van de Regeling per 1 januari 2009 bij besluit van 10 december 2008 (Stcrt. 2008, nr. 249) het volgende opgenomen: