ECLI:NL:CBB:2013:CA3048
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- E.R. Eggeraat
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een vennoot in bezwaar tegen tariefbeschikkingen voor farmaceutische zorg
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 mei 2013, werd de ontvankelijkheid van Creightonward B.V., vennoot van de vennootschap onder firma D, beoordeeld in het kader van bezwaren tegen tariefbeschikkingen voor farmaceutische zorg. De zaak betreft twee tariefbeschikkingen, waarbij de eerste op 7 december 2009 en de tweede op 14 december 2010 zijn vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Creightonward had bezwaar aangetekend tegen deze beschikkingen, maar de NZa verklaarde deze bezwaren ongegrond en niet-ontvankelijk. Creightonward stelde dat de tarieven voor openbare apotheken en apotheekhoudende huisartsen niet gelijkwaardig zijn en dat dit een onterecht gevolg had voor hun belangen.
Het College oordeelde dat Creightonward, als medevennoot van D, voldoende vertegenwoordiging had in de procedure en dat er geen contractuele beperkingen waren die hun vertegenwoordigingsbevoegdheid in de weg stonden. Het College concludeerde dat de NZa ten onrechte had gesteld dat Creightonward niet-ontvankelijk was in haar bezwaren. De uitspraak benadrukte het belang van een zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak om de belangen van alle betrokken partijen in overweging te nemen.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep in de zaak AWB 11/118 ongegrond, maar verklaarde het beroep in de zaak AWB 11/1103 gegrond, waardoor het besluit van de NZa werd vernietigd. De uitspraak bevestigde dat de bezwaren van Creightonward tegen de tariefbeschikkingen niet ontvankelijk waren, maar dat de NZa in haar besluitvorming niet zorgvuldig had gehandeld. De uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop tariefbeschikkingen worden vastgesteld en de rol van vennootschappen in bezwaarprocedures.