ECLI:NL:CBB:2013:CA1468
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- R.F.B. van Zutphen
- H.S.J. Albers
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de afwijzing van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden in het kader van de GLB-inkomenssteun
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 februari 2013, werd het beroep van appellant A tegen het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken behandeld. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de aanpassing van de waarde van zijn toeslagrechten op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, die per 15 mei 2010 was doorgevoerd. Het primaire besluit, dat op 23 december 2010 was genomen, werd door verweerder in het bestreden besluit van 16 september 2011 ongegrond verklaard. Appellant stelde dat zijn productie in 2008 was verminderd door overmacht en uitzonderlijke omstandigheden, waaronder vervoersverboden vanwege blauwtong en ziekte van zijn dieren door inferieur melkpoeder.
Het College oordeelde dat de maatregelen ter bestrijding van blauwtong niet als normale bedrijfsrisico's konden worden aangemerkt en dat deze wel degelijk onder de noemer van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden vielen. Het College stelde vast dat appellant voldoende had aangetoond dat zijn productie in 2008 met meer dan €500 was verminderd door deze omstandigheden. De beslissing van verweerder om 2008 als referentiejaar te beschouwen werd dan ook vernietigd. Het College droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij 2007 als referentiejaar moest worden gehanteerd. Tevens werd bepaald dat het door appellant betaalde griffierecht vergoed diende te worden.
De uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van overmacht in de landbouwsector, vooral in situaties waarin externe factoren de bedrijfsvoering ernstig beïnvloeden. Het College bevestigde dat de appellant een verdedigbare keuze had gemaakt door zijn dieren niet te laten slachten, ondanks de mogelijkheid daartoe, en dat deze keuze niet als een tekortkoming kon worden aangemerkt. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de Regeling GLB-inkomenssteun en de erkenning van uitzonderlijke omstandigheden in de landbouw.