ECLI:NL:CBB:2013:CA0933

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/404
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten GPS-meting in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 april 2013, betreft het een geschil over de vergoeding van kosten voor een GPS-meting die door appellant is uitgevoerd. Appellant had in 2011 een bedrijfstoeslag aangevraagd en stelde dat de kosten van de GPS-meting, die in augustus 2010 had plaatsgevonden, vergoed dienden te worden. Verweerder, de Staatssecretaris van Economische Zaken, had de kosten echter afgewezen, omdat deze meting plaatsvond voordat de aanvraag voor de bedrijfstoeslag was ingediend en dus niet in verband stond met de behandeling van het bezwaar.

Het College oordeelde dat de kosten van de GPS-meting niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze meting ruim vóór de beslissing over de bedrijfstoeslag 2011 had plaatsgevonden. De kosten moeten volgens artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, wat in dit geval niet het geval was. Appellant voerde aan dat de meting relevant was voor de herbeoordeling van de percelen, maar het College volgde de redenering van verweerder dat de meting niet in het kader van de bezwaarprocedure was uitgevoerd.

Daarnaast werd opgemerkt dat verweerder in andere vergelijkbare zaken wel kosten had vergoed, maar dat dit niet betekent dat er een verplichting bestaat om dat ook in deze zaak te doen. Het College bevestigde dat verweerder zijn beleid had aangepast en strenger omging met de vergoeding van kosten vanaf de besluitvorming over de bedrijfstoeslag 2011. De overige argumenten van verweerder werden niet verder besproken, omdat het College al tot de conclusie was gekomen dat het beroep ongegrond was.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, met mr. E. van Kerkhoven als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 april 2013.

Uitspraak

uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: AWB 12/404
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2013 in de zaak tussen
A, te B, appellant
(gemachtigde: J.A. Rietveld),
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
(gemachtigde: mr. M.A.G. van Leeuwen).
Procesverloop
Bij besluit van 30 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de bedrijfstoeslag van appellant voor het jaar 2011 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (de Regeling) vastgesteld.
Bij besluit van 8 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2013. Appellant is verschenen, evenals zijn gemachtigde. Voor verweerder is de gemachtigde verschenen.
Overwegingen
1. Appellant heeft voor 2011 om uitbetaling van zijn toeslagrechten verzocht en hiervoor
19 percelen met een totale oppervlakte van 71.60 ha opgegeven. Bij het primaire besluit heeft verweerder de bedrijfstoeslag vastgesteld. Bij die vaststelling is verweerder uitgegaan van 69,76 beschikbare toeslagrechten en een definitieve (geconstateerde) oppervlakte van 70.99 ha. Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellants bezwaar hiertegen gedeeltelijk gegrond verklaard en de geconstateerde oppervlakte van een aantal percelen gewijzigd vastgesteld. Verweerder heeft appellant een proceskostenvergoeding toegekend maar het verzoek om vergoeding van de kosten van de door appellant uitgevoerde GPS-meting afgewezen.
2. Het College stelt vast dat het in beroep alleen nog gaat om het afwijzen van het verzoek om vergoeding van de kosten van de GPS-meting. Niet in geschil is dat de meting heeft plaatsgevonden in augustus 2010, de aanvraag voor de bedrijfstoeslag op dat moment nog niet was ingediend en het primaire besluit over de bedrijfstoeslag 2011 dateert van 30 december 2011.
3. Appellant voert aan dat de kosten van de GPS-meting wel voor vergoeding in aanmerking komen. De GPS-meting is weliswaar in 2010 verricht, maar nergens is in de regelgeving opgenomen dat een deskundigenrapport niet voor de datum van de beslissing op bezwaar mag zijn gemaakt. Verder heeft verweerder de resultaten van de meting gebruikt bij zijn beslissing om de percelen te herbeoordelen. In soortgelijke zaken is wel overgegaan tot het vergoeden van de kosten. Dat hier sprake zou zijn van een situatie waarin het rapport is opgesteld door de gemachtigde, klopt niet. Het rapport is gemaakt door Hans Rietveld Agrarische Bemiddeling BV.
4. Volgens verweerder worden op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitsluitend de kosten vergoed die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. De meting heeft ruim vóór de beslissing vaststelling bedrijfstoeslag 2011 plaatsgevonden toen nog niet bekend was of een bezwaarprocedure met betrekking tot die vaststelling zou volgen. De kosten komen volgens verweerder dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Vanwege de bijzondere omstandigheden in het jaar 2010 is verweerder soepel omgegaan met de vergoeding van de kosten van GPS-metingen. Vanaf februari 2011 is verweerder daar strenger mee omgegaan en beoordeelt verweerder of de meting is uitgevoerd in het kader van de bezwaarprocedure 2011. Slechts twee van de door appellant genoemde gevallen zijn in die zin vergelijkbaar met appellant dat de meting al in 2010 is verricht. Het vergoeden van de kosten voor de meting had in deze gevallen niet mogen gebeuren. Verweerder is niet gehouden om eerder gemaakte fouten te herhalen.
Tot slot wijst verweerder erop dat het meetrapport is opgemaakt door dezelfde persoon als de gemachtigde van appellant in de bezwaar- en beroepsprocedure, hoewel de rekening 'Hans Rietveld Agrarische Bemiddeling BV' vermeldt. Appellant vraagt dus in wezen vergoeding van de kosten van een door zijn gemachtigde opgesteld deskundigenrapport; deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat het optreden in dezelfde zaak als gemachtigde en deskundige zich niet verdraagt met in artikel 8:34, eerste lid, Awb neergelegde de eis van onpartijdigheid van een deskundige.
Tot slot geeft verweerder aan dat een specialist de percelen opnieuw heeft bekeken in het registratiesysteem en daar de gegevens uit het meetrapport bij heeft betrokken. Indien uit het systeem is gebleken dat de eerdere perceelsgrenzen niet klopten zijn de percelen aangepast.
5. Naar het oordeel van het College stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de kosten van de GPS-meting niet voor vergoeding in aanmerking komen. De GPS-meting waar het hier om gaat, is verricht voordat de aanvraag voor de bedrijfstoeslag 2011 was ingediend en dus ruim voordat de eerste besluitvorming rond de bedrijfstoeslag 2011 een feit was en duidelijk werd dat een bezwaarprocedure tegen die vaststelling zou volgen. Gelet hierop staat de betreffende GPS-meting in een zo ver verwijderd verband tot de behandeling van het bezwaar dat niet gezegd kan worden dat appellante deze kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid van de Awb.
Dat verweerder in twee soortgelijke zaken wel is overgegaan tot het vergoeden van de kosten, brengt niet met zich mee dat verweerder op grond van het gelijkheidsbeginsel ook in deze zaak daartoe moet overgaan. Zoals verweerder heeft uiteengezet, heeft hij in die zaken gehandeld overeenkomstig de soepele lijn die hij in de besluitvorming over de bedrijfstoeslag 2010 heeft gehanteerd. Met ingang van de besluitvorming over de bedrijfstoeslag 2011 heeft verweerder er voor gekozen weer strak de hand te houden aan het in artikel 7:15 Awb neergelegde vereiste dat de kosten moeten zijn gemaakt in verband met de behandeling van het betreffende bezwaar. In een tweetal zaken is volgens verweerder ten onrechte afgeweken van die lijn. Zoals verweerder terecht stelt, kan hij niet gedwongen worden met een beroep op die afwijking ook in de onderhavige zaak het voorschrift van artikel 7:15 Awb naast zich neer te leggen.
De overige argumenten van verweerder waarom het verzoek van appellant moet worden afgewezen behoeven gelet op het vorenstaande geen nadere bespreking.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2013.
w.g. M. Munsterman w.g. E. van Kerkhoven