ECLI:NL:CBB:2013:CA0930
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de bedrijfstoeslag op basis van de Gecombineerde Opgave 2010
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder, inzake de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010. Het primaire besluit, genomen op 5 juli 2011, stelde de bedrijfstoeslag vast op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een bestreden besluit op 13 december 2011 waarin het bezwaar gegrond werd verklaard. Appellant verzocht om uitbetaling van zijn toeslagrechten voor vier percelen met een totale oppervlakte van 25,15 ha, maar verweerder ging uit van een oppervlakte van 23,00 ha en paste een korting toe.
Tijdens de zitting op 13 maart 2013 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij recht had op 23 toeslagrechten en meer dan 23 ha landbouwgrond in gebruik had. Het College overwoog dat de vaststelling van de oppervlakte door verweerder was gebaseerd op de Gecombineerde opgave die op 13 mei 2010 was ingediend. Appellant had perceel 3 teruggetrokken, waardoor er nog drie percelen overbleven voor de uitbetaling van de toeslagrechten. De discussie concentreerde zich op de vraag of appellant tijdig een wijziging van de oppervlakte van perceel 1 had aangevraagd.
Het College concludeerde dat de verzoeken tot uitbreiding van de oppervlakte van perceel 1 na de indieningstermijn waren ontvangen en dat er geen sprake was van een kennelijke fout die verweerder had moeten corrigeren. Daarom was verweerder gerechtigd om de oppervlakte van perceel 1 vast te stellen op 17,50 ha, zoals oorspronkelijk opgegeven in de Gecombineerde opgave. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.