ECLI:NL:CBB:2013:CA0916

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/432
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering besluit op bezwaar inzake heffingen voor teelt van groenten en fruit

In deze zaak hebben Gebroeders A B.V., Gebroeders A V.O.F. en Maatschap A, appellanten, beroep ingesteld tegen het Productschap Tuinbouw, verweerder, vanwege de weigering van verweerder om een besluit te nemen op hun bezwaar van 5 februari 2009. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van verweerder van 16 januari 2009, waarin de bezwaren van appellanten tegen opgelegde heffingen voor de teelt van groenten en fruit over de jaren 2001 tot en met 2004 ongegrond werden verklaard. De appellanten hebben in hun beroepschrift, dat op 26 april 2012 bij het College is binnengekomen, aangegeven dat zij het niet eens zijn met de beslissing van verweerder.

De achtergrond van het geschil betreft een boekenonderzoek dat door verweerder is uitgevoerd, waaruit heffingen zijn voortgekomen voor de teelt van groenten en fruit. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze heffingen en hebben hun bezwaren in verschillende brieven aangevuld. Verweerder heeft in zijn besluit van 16 januari 2009 de bezwaren ongegrond verklaard en gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen bij het College.

Het College heeft vastgesteld dat het beroepschrift van appellanten ruim buiten de wettelijke termijn van zes weken is ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College heeft vervolgens beoordeeld of er een verschoonbare reden was voor deze termijnoverschrijding. Appellanten hebben echter geen toereikende verontschuldigingsgrond aangevoerd. De stelling dat eerdere correcties van heffingen voor andere jaren een verschoonbare reden zouden zijn, werd door het College niet aanvaard. Het College concludeert dat appellanten niet ontvankelijk zijn in hun beroep, omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 12/432 17 april 2013
4287 Heffing telers Groente en Fruit
Uitspraak in de zaak van:
Gebroeders A B.V. en Gebroeders A V.O.F. en Maatschap A, appellanten,
gemachtigde: mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers
tegen
het Productschap Tuinbouw, verweerder,
gemachtigde: mr. N. Alam, werkzaam bij verweerder
1. Het procesverloop
Bij brief van 25 april 2012 hebben appellanten beroep ingesteld gericht tegen, zoals het in het beroepschrift is verwoord, de weigering van verweerder een besluit te nemen op het bezwaar van 5 februari 2009 gericht tegen een besluit van verweerder van 16 januari 2009.
Bij het besluit van 16 januari 2009 verweerder de bezwaren van appellanten gericht tegen de opgelegde heffingen voor teelt van groenten en fruit over de jaren 2001 tot en met 2004 ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 6 maart 2013 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De achtergrond van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn de volgende feiten en omstandigheden voor het College vast komen te staan.
- Verweerder heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek aan appellanten heffingen opgelegd voor de teelt van groenten en fruit voor de 2001, 2002, 2003, 2004.
- Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Op 23 mei 2008 heeft in dat kader een hoorzitting plaats gevonden. Bij brieven van 17 juli 2008 en 23 september 2008 hebben appellanten hun bezwaren aangevuld.
- Bij besluiten van 16 januari 2009 heeft verweerder de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard. Uit het besluit blijkt dat de brieven van 17 juli 2008 en 23 september 2008 daarbij zijn betrokken. De besluiten bevatten een rechtsmiddelenclausule waarin wordt gewezen op de mogelijkheid beroep in te stellen bij het College.
- Bij brief van 5 februari 2009 hebben appellanten een brief aan verweerder verzonden naar aanleiding van aanmaningen die zij hebben ontvangen in verband met de eerder opgelegde heffingen over de jaren 2001 tot en met 2004. In de brief schrijven appellanten:
" Inmiddels hebben wij meerdere malen per brief antwoord gegeven op uw vragen omtrent deze kwestie. De laatste brief met uitleg hebben wij 23 september 2008 per post verstuurd. Op deze brief hebben wij nog steeds geen antwoord ontvangen en toch stuurt u alweer aanmaningen. Wij verzoeken u dan ook eerst antwoord te geven op onze uitleg per brief van 23 september 2008 (…). Tevens verzoeken wij u de procedure rondom de aanmaningen stop te zetten totdat deze kwestie is opgehelderd. "
- Bij brief van 12 februari 2010 heeft verweerder naar aanleiding van telefonisch contact met appellanten op de brief van 5 februari 2009 gereageerd. Daarin heeft verweerder zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat de brief van 5 februari 2009 niet als een beroepschrift kan worden beschouwd, omdat daarvoor in de brief geen aanknopingspunten zijn te vinden en bovendien de brief pas op 8 december 2009 door verweerder is ontvangen en dus te laat beroep is ingesteld.
- Bij brief van 25 april 2012 hebben appellanten verweerder in gebreke gesteld ten aanzien van het niet tijdig nemen van een besluit.
- Vervolgens hebben appellanten het hier aan de orde zijnde beroep ingediend.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Ter zitting hebben appellanten verduidelijkt dat het beroepschrift, binnengekomen bij het College op 26 april 2012, gericht is tegen de besluiten van 16 januari 2009, waarbij de bezwaren tegen de heffingen voor de teelt van groenten en fruit voor de jaren 2001 tot en met 2004 ongegrond zijn verklaard.
3.2 Nu het beroepschrift ruim buiten de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorgeschreven beroepstermijn van zes weken is opgesteld en ingediend, moet het College als eerste beoordelen of appellanten ontvangen kunnen worden in hun beroep. Dat zou het geval kunnen zijn indien er een redelijkerwijs toewijsbare verontschuldigingsgrond is, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb om overschrijding van de wettelijke beroepstermijn, welke van openbare orde is, alsnog verschoonbaar te achten. Appellanten hebben echter een zodanige grond niet aangevoerd. Dat verweerder de opgelegde heffingen voor de teelt van groenten en fruit voor andere jaren wel heeft gecorrigeerd en appellanten om die reden hebben aangenomen dat ook de heffingen voor de jaren 2001 tot en met 2004 zouden worden teruggedraaid kan niet als verschoonbare reden worden aangemerkt voor de te late indiening van een formeel beroepschrift. Bovendien kan de stelling dat het beroepschrift in feite een herhaling is van het beroep dat bij de brief van 5 februari 2009 is ingediend, en door verweerder doorgezonden had moeten worden aan het College op grond van artikel 6:15 Awb, niet worden gevolgd. De brief van 5 februari 2009 is niet als een beroepschrift aan te merken nu daaruit niet, gelet op de bewoordingen van de brief, valt af te leiden dat deze gericht was tegen de besluiten van verweerder van 16 januari 2009. Op verweerder rustte dan ook niet de verplichting deze brief door te zenden aan het College.
3.3 Gelet op het bovenstaande dienen appellanten in hun beroep niet ontvankelijk te worden verklaard.
4. De beslissing
Het College:
Verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. M. Munsterman en mr. A.G.J. van Ouwerkerk als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013.
w.g. M. Munsterman w.g. A.G.J. van Ouwerkerk