3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal 120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen.
De nadere voorschriften zijn ingevolge artikel 2, tweede lid, onder c, NVPE niet van toepassing op de accountant in business in de zin van de Verordening gedragscode die minder dan tweehonderd uur per kalenderjaar activiteiten verricht ten behoeve waarvan de deskundigheid van de registeraccountant wordt of zou kunnen worden aangewend.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellant, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellant niet wordt bestreden, houdt in dat appellant:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en, voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, hij niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
Appellant heeft niet gereageerd op de tegen hem ingediende klacht en is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer.
3.3 In het hoger beroepschrift stelt appellant dat hij vanaf 1 april 2006 geen reguliere werkzaamheden meer heeft verricht, noch als accountant noch als belastingadviseur, en dat hij zich heeft beziggehouden met kleinschalige landbouw. Appellant voert aan dat hij ingeschreven is gebleven bij het NIVRA en steeds ten volle contributie heeft betaald en dat hij heeft verzuimd zijn inschrijving te wijzigen in ‘leden zonder functie’. Hij bestrijdt niet dat hij formeel onjuist heeft gehandeld maar is van mening dat de opgelegde geldboete buiten proportie is.
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift heeft klager aangevoerd dat pas via het beroepschrift kennis is genomen van de activiteiten van appellant na 1 april 2006. Indien NIVRA op de hoogte was geweest van de door appellant genoemde feiten en omstandigheden had hij na het inwinnen van nadere informatie mogelijk geen tuchtklacht ingediend dan wel had hij deze mogelijk alsnog ingetrokken. Volgens het NIVRA is het voorstelbaar dat voor de activiteiten van appellant in de driejaarscyclus 2007 tot en met 2009 minder dan 200 uur per kalenderjaar de deskundigheid van een registeraccountant wordt of zou kunnen worden aangewend en viel appellant mogelijk niet onder het toepassingsbereik van de NVPE.
3.5 Het College is, gelet op hetgeen door appellant ter zitting is verklaard omtrent de omvang van zijn werkzaamheden en in aanmerking genomen het standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, van oordeel dat aangenomen moet worden dat appellant na 1 april 2006 minder dan 200 uur per kalenderjaar activiteiten heeft verricht ten behoeve waarvan de deskundigheid van een registeraccountant wordt of zou kunnen worden aangewend. Appellant is dan uitgezonderd van het toepassingsbereik van de NVPE en hem kan derhalve niet worden verweten dat hij in de periode van 2007 tot en met 2009 niet aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.6 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen.
3.7 In aanmerking nemende dat het NIVRA ter zitting heeft verklaard dat indien zou worden aangenomen dat appellant niet onder het toepassingsbereik van de NVPE viel, hem geen verwijt meer wordt gemaakt van het niet reageren, is het College van oordeel dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.
3.8 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.