ECLI:NL:CBB:2013:BZ8267

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 11/613
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen maatregel van berisping en geldboete opgelegd aan accountant wegens niet voldoen aan permanente educatie verplichtingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A, een accountant, tegen een uitspraak van de accountantskamer die hem op 27 juni 2011 een berisping en een geldboete van € 6.000,- oplegde wegens het niet voldoen aan de permanente educatie (PE) verplichtingen. De accountantskamer had geoordeeld dat A in de driejaarscyclus van 2007-2009 niet het vereiste aantal PE-punten had behaald en niet had gereageerd op herhaalde aanmaningen van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA). A heeft hoger beroep ingesteld en aangevoerd dat de uitspraak grote financiële gevolgen voor hem heeft en niet in verhouding staat tot de overtredingen. Hij stelde dat hij sinds 1991 in loondienst is bij een onderneming waar hij geen accountancywerkzaamheden verricht en dat hij binnenkort met pensioen gaat. A gaf aan dat hij geen belang heeft bij een inschrijving in het register en dat hij geen post ontvangt vanwege problemen met de postbezorging.

Tijdens de zitting heeft A aangegeven bereid te zijn om alsnog een specificatie van zijn PE-activiteiten te overleggen. Klager, het NIVRA, heeft in reactie hierop gesteld dat de correspondentie via reguliere post is verzonden en dat het aan A is om te zorgen voor ontvangst van zijn post. Klager heeft ook aangegeven dat het NIVRA bereid is om de behaalde PE-punten van A te herbeoordelen indien hij deze kan specificeren. Uiteindelijk heeft A op 9 en 10 oktober 2012 een nadere specificatie van zijn PE-punten ingediend, waaruit bleek dat hij voldoende punten had behaald in de periode van 2007 tot en met 2009.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat A aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan en heeft de uitspraak van de accountantskamer vernietigd. Het College heeft echter klachtonderdeel a, dat betrekking heeft op de registratieverplichting, en klachtonderdeel b, gegrond verklaard, en heeft A een waarschuwing opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/613 18 maart 2013
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, te B, appellant van een uitspraak van de accountantskamer van 27 juni 2011, met nummer 11/280 Wtra AK.
1. Het procesverloop in hoger beroep
Appellant heeft bij brief van 26 juli 2011, bij het College binnengekomen op 1 augustus 2011, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer, gegeven op een klacht, op 4 februari 2011 door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA, hierna ook: klager), ingediend tegen appellant.
De accountantskamer heeft bij brief van 8 augustus 2011 de stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij brief van 24 augustus 2011 heeft appellant de gronden van het hoger beroep ingediend.
Bij brief van 27 september 2011 heeft klager een reactie op het hoger beroepschrift ingediend.
Bij brief van 6 augustus 2012 heeft appellant een nadere reactie ingediend.
Op 18 september 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant is in persoon verschenen. Namens klager zijn verschenen mr. N.J. Makkes, advocaat in dienstbetrekking bij klager, en mr. A. Sukkel.
2. De uitspraak van de accountantskamer
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht gegrond verklaard en appellant de maatregel van berisping opgelegd en een geldboete ten bedrage van € 6.000,-.
Ter zake van de formulering van de klacht door de accountantskamer, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal 120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellant, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellant niet wordt bestreden, houdt in dat appellant:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en, voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, hij niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
Appellant heeft niet gereageerd op de tegen hem ingediende klacht en is wegens ziekte niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer.
3.3 In het hoger beroepschrift heeft appellant aangevoerd dat de uitspraak voor hem grote financiële consequenties heeft en in geen enkele verhouding staat tot de in de uitspraak genoemde overtreding.
Verder voert hij kort samengevat aan dat hij sinds 1991 in loondienst is bij een onderneming waar hij geen accountancywerkzaamheden verricht waar de Wet tuchtrechtspraak accountants (hierna: Wtra) op van toepassing zou kunnen zijn, en ook overigens geen accountancywerkzaamheden of aanverwante werkzaamheden verricht. Appellant stelt dat hij binnenkort met pensioen gaat en hij niet van plan is na zijn pensionering op enigerlei wijze werkzaamheden op het gebied van accountancy te gaan verrichten. Hij stelt voorts dat het NIVRA hem geen aangetekend schrijven heeft doen toekomen waarin de te volgen procedure en de consequenties met betrekking tot het niet voldoen aan de PE-verplichting werden aangekondigd. Appellant merkt daarbij op dat hij kenbaar heeft gemaakt dat de postbezorging op zijn adres regelmatig niet goed verloopt waardoor hij poststukken niet ontvangt.
Appellant stelt verder dat hij het NIVRA bij brief van 26 januari 2011 heeft medegedeeld dat hij geen belang heeft bij een inschrijving in het register anders dan dat hij mede via het NIVRA op de hoogte blijft van actuele ontwikkelingen op het gebied van accountancy en zijn kennis op peil houdt. Appellant heeft in de brief verzocht zijn inschrijving te beëindigen maar het NIVRA heeft niet op deze brief gereageerd.
Appellant merkt nog op dat met de cursussen aanzienlijke kosten zijn gemoeid die hij niet als zakelijke kosten kan opvoeren en uit privé-middelen moet betalen.
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift heeft klager aangevoerd dat de correspondentie wordt verzonden via de reguliere post aan het bij het NIVRA bekende adres. De omstandigheid dat de post niet goed wordt bezorgd komt voor rekening en risico van appellant.
Klager voert verder aan dat appellant accountant in business is op wie de PE-verplichtingen van toepassing zijn. Het ligt op de weg van appellant om de bewering dat hij tijd heeft besteed aan het up-to-date houden van zijn kennis nader te onderbouwen en te specificeren middels een overzicht van uitgevoerde activiteiten inclusief waardering met PE-punten.
Ter zitting heeft klager zich op het standpunt gesteld dat als appellant de gestelde behaalde PE punten nader kan specificeren en aan het NIVRA daaromtrent gegevens kan toesturen, het NIVRA bereid is alsnog te beoordelen of appellant heeft voldaan aan de PE-verplichtingen.
3.5 Appellant heeft zich ter zitting bereid verklaard alsnog een specificatie te geven van de door hem in het kader van de permanente educatie verrichte activiteiten.
Het College heeft daarop de behandeling van de zaak geschorst. Partijen hebben verklaard geen behoefte te hebben aan een nadere zitting
3.6 Bij brief van 10 oktober 2012 heeft klager het College medegedeeld dat appellant op 9 en 10 oktober 2012 het NIVRA een nadere specificatie heeft toegezonden van de door hem in de periode 2007-2009 behaalde PE-punten, waarbij klager een kopie van deze specificatie heeft overgelegd. Naar het oordeel van het NIVRA heeft appellant voldoende PE-punten behaald over de periode 2007 tot en met 2009.
3.7 Het College is, gelet op de door appellant in hoger beroep alsnog overgelegde gegevens en in aanmerking genomen het standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, van oordeel dat appellant in de periode van 2007 tot en met 2009 aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.8 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen.
3.9 Het College is met klager van oordeel dat het tot de verantwoordelijkheid van appellant moet worden gerekend om zorg te dragen voor ontvangst van zijn post en het zonodig treffen van maatregelen hiertoe. In aanmerking nemende dat het NIVRA belang heeft bij een juiste informatieverschaffing door de registeraccountants omtrent de behaalde PE-punten is het College van oordeel dat klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet voldoen aan de registratieverplichting, en klachtonderdeel b, gegrond dienen te worden verklaard.
Het College acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.
3.10 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
4. De beslissing
Het College
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak;
- verklaart klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet behalen van het vereiste aantal PE-punten,
ongegrond;
- verklaart de klacht voor het overige gegrond;
- legt appellant de maatregel op van waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. W.A.J. van Lierop, mr. M.M. Smorenburg en mr. P.M. van der Zanden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2013.
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. M.A. Voskamp