ECLI:NL:CBB:2013:BZ8263

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 11/607
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen tuchtmaatregelen opgelegd aan accountant wegens niet voldoen aan permanente educatie verplichtingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A, een accountant, tegen een uitspraak van de accountantskamer die op 17 juni 2011 een klacht gegrond verklaarde en A een berisping en een geldboete van € 6.000 oplegde. De klacht was ingediend door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en betrof het niet behalen van de vereiste permanente educatie (PE) punten in de periode van 2007 tot en met 2009. A heeft op 26 juli 2011 hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 18 september 2012 heeft A verklaard dat zij wel de vereiste PE-punten heeft behaald, maar dat zij niet op de aanmaningen van het NIVRA heeft gereageerd omdat zij geen toegang had tot haar post. De accountantskamer had eerder de klacht gegrond verklaard, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in hoger beroep geoordeeld dat A in de betreffende periode aan haar PE-verplichtingen heeft voldaan. Het College vernietigt de eerdere uitspraak van de accountantskamer en legt A een maatregel van waarschuwing op, omdat het College van oordeel is dat A verantwoordelijk is voor het tijdig reageren op correspondentie van het NIVRA. De beslissing is gebaseerd op de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/607 18 maart 2013
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, te B, appellante van een uitspraak van de accountantskamer van 17 juni 2011, met nummer 11/323 Wtra AK.
1. Het procesverloop in hoger beroep
Appellante heeft bij brief van 26 juli 2011, bij het College binnengekomen op 29 juli 2011, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer, gegeven op een klacht, op 10 februari 2011 door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA, hierna ook: klager), ingediend tegen appellante.
De accountantskamer heeft bij brief van 18 augustus 2011 de stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij brief van 14 september 2011 heeft klager een reactie op het hoger beroepschrift ingediend.
Op 18 september 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellante is in persoon verschenen. Namens klager zijn verschenen mr. N.J. Makkes, advocaat in dienstbetrekking bij klager, en mr. A. Sukkel.
2. De uitspraak van de accountantskamer
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht gegrond verklaard en appellante de maatregel van berisping opgelegd en een geldboete ten bedrage van € 6.000,-.
Ter zake van de formulering van de klacht door de accountantskamer, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal 120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellante, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellante niet wordt bestreden, houdt in dat appellante:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en, voor zover alsnog mocht blijken dat zij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, zij niet heeft voldaan aan haar registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
Appellante heeft niet gereageerd op de tegen haar ingediende klacht en is niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer.
3.3 In het hoger beroepschrift heeft appellante aangevoerd dat zij wel het vereiste aantal PE-punten voor de jaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009 heeft behaald. Zij heeft daarbij een specificatie overgelegd van haar activiteiten in het kader van de permanente educatie. Appellante bevestigt dat zij niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA maar stelt dat de bewoner van haar postadres haar selectief post van het NIVRA heeft doorgegeven en zij zich niet bewust is geweest van de aanmaningen van het NIVRA. Zij stelt destijds een vast postadres te hebben gekozen vanwege vele veranderingen in werkzaamheden en woning. Appellante doet een beroep op verzachtende omstandigheden en verzoekt de berisping in te trekken en de geldboete aan te passen.
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift stelt klager dat appellante op basis van de thans beschikbare informatie inderdaad heeft voldaan aan het vereiste van het behalen van minimaal 120 PE-punten in de driejaarsperiode 2007-2009. Indien het NIVRA op de hoogte was geweest van deze informatie dan had hij geen tuchtklacht ingediend tegen appellante dan wel had hij de klacht met betrekking tot het niet behalen van de vereiste PE-punten ingetrokken. De in het klaagschrift geformuleerde voorwaardelijke klacht inzake het niet tijdig c.q. correct registreren van PE-punten was dan echter wel aan appellante tegengeworpen. De omstandigheid dat appellante geen toegang had tot haar post ligt volgens klager in de risicosfeer van appellante zelf en kan geen verschoonbare reden zijn voor het niet reageren op correspondentie van het NIVRA dan wel het niet registreren van PE-punten.
3.5 Het College is, gelet op de door appellante in hoger beroep overgelegde gegevens en in aanmerking genomen het standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, van oordeel dat appellante in de periode van 2007 tot en met 2009 aan haar PE-verplichtingen heeft voldaan. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.6 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen.
3.7 Het College is met klager van oordeel dat het tot de verantwoordelijkheid van appellante moet worden gerekend om er voor zorg te dragen dat zij toegang heeft tot haar post en indien nodig daar tijdig op reageert.
In aanmerking nemende dat het NIVRA belang heeft bij een juiste informatieverschaffing door de registeraccountants omtrent de behaalde PE-punten is het College van oordeel dat klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet voldoen aan de registratieverplichting, en klachtonderdeel b, gegrond dienen te worden verklaard.
Het College acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.
3.8 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
4. De beslissing
Het College
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak;
- verklaart klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet behalen van het vereiste aantal PE-punten,
ongegrond;
- verklaart de klacht voor het overige gegrond;
- legt appellante de maatregel op van waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. W.A.J. van Lierop, mr. M.M. Smorenburg en mr. P.M. van der Zanden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2013.
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. M.A. Voskamp