1. Het College neemt bij de beoordeling van het geschil als niet betwiste feiten aan dat appellante aan de Faculty of Architecture van de Polytechnische Universiteit van Minsk een baccalaureaatsgraad in de richting architectuur heeft behaald. Dit diploma heeft in een eerdere procedure niet geleid tot inschrijving in het architectenregister. Sinds januari 2004 werkt appellante bij Bureau Bos, architecten en ingenieurs en adviseurs, te Baarn.
Op 6 november 2009 heeft appellante een Master of Arts (MA) behaald aan de Architectural Association School of Architecture (AA) te Londen door een “approved programme in Housing and Urbanism” te volgen. In verband met het behalen van haar MA heeft appellante op 11 januari 2010 op grond van artikel 10, eerste lid, onder g, (thans artikel 10, eerste lid, onder d) van de Wet op de Architectentitel (de Wet) verzocht om als stedenbouwkundige in het architectenregister te worden ingeschreven.
2. Bij de beoordeling van het verzoek om registratie is verweerder er vanuit gegaan dat het beroep van stedenbouwkundige in het Verenigd Koninkrijk niet is gereglementeerd. Voorts heeft verweerder geoordeeld dat de aldaar gevolgde opleiding aan de AA geen gereglementeerde opleiding betreft. Dit betekent dat het verzoek van appellante aan artikel 6, tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties (hierna: de Algemene wet) moet worden getoetst. Die toets houdt volgens verweerder in dat appellante, om voor registratie als stedenbouwkundige in aanmerking te komen, moet voldoen aan de ervaringseis dat zij gedurende twee jaar voltijds dan wel een gelijkwaardige periode deeltijds het beroep van stedenbouwkundige heeft uitgeoefend in een andere betrokken staat dan Nederland.
Verweerder heeft geoordeeld dat appellante, nu zij haar werkervaring in Nederland heeft opgedaan en niet in het Verenigd Koninkrijk of een andere lidstaat van de Europese Unie (EU) waar het beroep van stedenbouwkundige niet is gereglementeerd, niet aan die ervaringeis heeft voldaan. Het verzoek om registratie komt dan ook niet voor inwilliging in aanmerking. Aan een inhoudelijke vergelijking tussen het kwalificatieniveau van de in het Verenigd Koninkrijk gevolgde opleiding en de corresponderende opleidingen in Nederland is verweerder niet toegekomen, omdat het verzoek reeds op grond van de te stellen voorvragen wordt afgewezen.
3. Appellante acht het onbegrijpelijk dat zij met het diploma van de AA niet voor registratie als stedenbouwkundige in aanmerking komt. De opleiding “Housing and Urbanism” aan de AA is een internationaal gerenommeerde opleiding, waarvoor een toelatingsselectie geldt. Een Nederlandse architect met hetzelfde diploma is wel toegelaten tot het architectenregister.
De stelling van verweerder dat het geen gereglementeerde opleiding betreft, is volgens appellante onjuist. Daarbij heeft appellante erop gewezen dat de hier bedoelde opleiding door de Architecture Register Board en de Open University als een gereglementeerde opleiding wordt beschouwd. Verweerder heeft voorts ten onrechte niet getoetst aan artikel 2 van de Wet. In dat geval had verweerder haar moeten beoordelen op haar kennen en kunnen en daarbij ook de in Nederland opgedane werkervaring in aanmerking moeten nemen. Het vereiste van twee jaar werkervaring als stedenbouwkundige in een andere lidstaat van de EU acht appellante onzinnig. Bovendien moet die eis in strijd met de Richtlijn worden geacht. De Richtlijn wil volgens appellante juist bevorderen dat onderdanen overal in de EU kunnen werken. Tot slot heeft appellante het College verzocht de zaak aan te houden, ten einde het Nuffic haar diploma op basis van alle gegevens te laten waarderen.
4. Het College ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder het verzoek van appellante terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
Richtlijn 2005/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005; hierna: de Richtlijn) bepaalt in artikel 3, eerste lid, onder e dat onder gereglementeerde opleiding moet worden verstaan: elke opleiding die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep is gericht en die uit een studiecyclus bestaat die eventueel met een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring wordt aangevuld.
In artikel 13, lid 2, aanhef en derde alinea van de Richtlijn is bepaald dat de in lid 1 bedoelde toegang tot en uitoefening van het beroep eveneens worden toegestaan aan aanvragers die het in dat lid bedoelde beroep tijdens de voorafgaande tien jaar gedurende twee jaar voltijds hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd en die een of meer bekwaamheidsattesten of een of meer opleidingstitels bezitten. (…)
De in de eerste alinea bedoelde beroepservaring van twee jaar kan echter niet worden geëist wanneer de aanvrager met de opleidingstitel(s) een gereglementeerde opleiding in de zin van artikel 3, lid 1, onder e), van de in artikel 11, onder b), c), d) of e) beschreven kwalificatieniveaus heeft afgesloten. Als gereglementeerde opleidingen van het niveau dat beschreven is in artikel 11, onder c) worden de in bijlage III bedoelde opleidingen beschouwd.
(…)