3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal 120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen. Het bestuur van het NIVRA kan op grond van bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van deze verplichting.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellant, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellant niet wordt bestreden, houdt in dat appellant:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en dat, voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, hij niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
3.3 Appellant heeft niet gereageerd op de klacht en is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer. In het hoger beroepschrift voert hij aan dat hij wegens gezondheidsproblemen niet heeft voldaan aan de PE-verplichtingen.
Appellant heeft voorts aangevoerd dat hij niet op de brieven van het NIVRA van 4 mei 2010, 27 oktober 2010 en 13 januari 2011 heeft gereageerd omdat hij deze niet heeft ontvangen. Deze brieven zijn verstuurd naar het oude woonadres van appellant terwijl, zo stelt appellant, hij aan het NIVRA destijds wel een verhuisbericht had gezonden.
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift is door klager aangevoerd dat hij pas door het hoger beroepschrift kennis heeft genomen van de gezondheidsklachten van appellant, maar dat indien hij op de hoogte was geweest van de genoemde feiten en omstandigheden hij zeer waarschijnlijk geen tuchtklacht had ingediend dan wel deze zeer waarschijnlijk alsnog had ingetrokken. Volgens klager is het voorstelbaar dat de werkzaamheden van appellant in de periode van 2007 tot en met 2009 zodanig beperkt van aard en omvang waren dat hij feitelijk gezien van het toepassingsbereik van de NVPE zou zijn uitgezonderd, dan wel dat er aanleiding was geweest om appellant vanwege de uiteengezette bijzondere omstandigheden een (volledige) ontheffing te verlenen.
3.5 Het College stelt voorop dat klager de bevoegdheid toekomt bij overtreding van de NVPE in een bepaalde periode door een lid van het NIVRA, in casu de periode 2007 tot en met 2009, een tuchtklacht in te dienen.
3.6 Het College is evenwel van oordeel dat, gelet op de in hoger beroep door appellant naar voren gebrachte bijzondere omstandigheden en in aanmerking nemende het nadere standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet heeft voldaan aan de PE-verplichtingen in de betreffende periode en niet heeft gereageerd op aanmaningen van klager. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.7 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen en verklaart de klacht ongegrond.
3.8 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.