ECLI:NL:CBB:2013:BZ7160

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 11/551
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen berisping en boete opgelegd aan accountant wegens niet voldoen aan permanente educatie verplichtingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A, een accountant, tegen een uitspraak van de accountantskamer die op 17 juni 2011 een klacht gegrond verklaarde en hem een berisping en een geldboete van € 6.000,- oplegde. De klacht was ingediend door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en betrof het niet behalen van de vereiste permanente educatie (PE) punten in de periode 2007-2009. A heeft bij brief van 14 juli 2011 hoger beroep ingesteld, waarna het College van Beroep voor het bedrijfsleven de zaak in behandeling nam. Tijdens de zitting op 28 augustus 2012 verscheen A persoonlijk, terwijl de klager werd vertegenwoordigd door mr. Th.V.E. Bouma, advocaat te Amsterdam.

De accountantskamer had vastgesteld dat A niet voldeed aan de PE-verplichtingen en had hem berispt. A voerde in hoger beroep aan dat hij al twintig jaar niet meer als accountant werkzaam was en zijn titel niet meer voerde. Hij had zich inmiddels uit het register laten uitschrijven, maar had dit eerder om sentimentele redenen niet gedaan. A betwistte de hoogte van de boete en stelde dat hij wel had geïnvesteerd in opleiding, maar in een ander vakgebied.

Het College oordeelde dat A in de periode van 2007 tot en met 2009 aan zijn PE-verplichtingen had voldaan, op basis van de door hem overgelegde specificaties van behaalde PE-punten. Het College verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de accountantskamer en legde A de maatregel van waarschuwing op, waarbij klachtonderdeel a ongegrond werd verklaard en klachtonderdeel b gegrond. De beslissing is gebaseerd op de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/551 27 februari 2013
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, te X, appellant van een uitspraak van de accountantskamer van 17 juni 2011, met nummer 11/172 Wtra AK.
1. Het procesverloop in hoger beroep
Appellant heeft bij brief van 14 juli 2011, bij het College binnengekomen op 15 juli 2011, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer, gegeven op een klacht, op 26 januari 2011 door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA, hierna ook: klager), ingediend tegen appellant.
De accountantskamer heeft bij brief van 30 augustus 2011 de stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij brief van 15 september 2011 heeft klager een reactie op het hoger beroepschrift ingediend.
Op 28 augustus 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant is in persoon verschenen. Namens klager is verschenen mr. Th.V.E. Bouma, advocaat te Amsterdam.
2. De uitspraak van de accountantskamer
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht gegrond verklaard en appellant de maatregel van berisping opgelegd en een geldboete ten bedrage van € 6.000,-.
Ter zake van de formulering van de klacht door de accountantskamer, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal 120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellant, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellant niet wordt bestreden, houdt in dat appellant:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en, voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, hij niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een reactie te geven op de klacht en is niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer.
3.3 In het hoger beroepschrift heeft appellant aangevoerd dat hij al twintig jaar niet meer werkzaam is als accountant en zijn titel niet voert. Inmiddels heeft hij zich laten uitschrijven uit het register, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants;
om sentimentele redenen heeft hij dat niet eerder gedaan.
Appellant stelt dat de hoogte van de boete buiten proportie is. Hij voert aan wel degelijk, ook financieel, te hebben geïnvesteerd in opleiding maar dan in het vakgebied waarin hij reeds twintig jaar werkzaam is. Op grond van de toonzetting van de brieven van het NIVRA dacht appellant dat de procedure een andere dynamiek had gekregen en in casu geen doorgang zou vinden. Appellant stelt zich er van bewust te zijn dat het verstandig was geweest als hij zich eerder uit het register had laten uitschrijven.
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift heeft klager aangevoerd dat het op de weg ligt van appellant om de bewering dat opleidingsactiviteiten zijn verricht in de periode 2007 tot en met 2009 nader te onderbouwen en specificeren middels een overzicht van uitgevoerde activiteiten inclusief waardering met PE-punten.
Ter zitting heeft klager zich op het standpunt gesteld dat als appellant de gestelde behaalde PE punten nader kan specificeren en aan het NIVRA daaromtrent gegevens kan toesturen, het NIVRA bereid is alsnog te beoordelen of appellant heeft voldaan aan de PE-verplichtingen.
3.5 Appellant heeft zich ter zitting bereid verklaard alsnog een specificatie te geven van de door hem in het kader van de permanente educatie verrichte activiteiten.
Het College heeft daarop de behandeling van de zaak geschorst. Partijen hebben verklaard geen behoefte te hebben aan een nadere zitting
3.6 Bij brief van 26 september 2012 heeft klager het College medegedeeld dat appellant op 19 september 2012 het NIVRA een nadere specificatie heeft toegezonden van de door hem in de periode 2007-2009 behaalde PE-punten, en een kopie van deze specificatie overgelegd. Naar het oordeel van het NIVRA heeft appellant voldoende PE-punten behaald over de periode 2007 tot en met 2009.
3.7 Het College is, gelet op de door appellant in hoger beroep alsnog overgelegde gegevens en in aanmerking genomen het standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, van oordeel dat appellant in de periode van 2007 tot en met 2009 aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.8 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen.
3.9 In aanmerking nemende dat het NIVRA belang heeft bij een juiste informatieverschaffing door de registeraccountants omtrent de behaalde PE-punten is het College van oordeel dat klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet voldoen aan de registratieverplichting, en klachtonderdeel b, gegrond dienen te worden verklaard.
Het College acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.
3.10 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
4. De beslissing
Het College
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak;
- verklaart klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet behalen van het vereiste aantal PE-punten,
ongegrond;
- verklaart de klacht voor het overige gegrond;
- legt appellant de maatregel op van waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. W.A.J. van Lierop, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. P.M. van der Zanden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013.
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. M.A. Voskamp