ECLI:NL:CBB:2013:BZ6280
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- R.R. Winter
- H.S.J. Albers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geldigheid van een innovatievoucher en de ontvankelijkheid van bezwaar
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 maart 2013, in de zaak AWB 11/430, staat de geldigheid van een innovatievoucher centraal. Appellant, een ondernemer, had een grote innovatievoucher ontvangen op 16 maart 2010, maar kreeg op 23 maart 2011 een e-mail van verweerder waarin werd medegedeeld dat de voucher niet binnen de geldigheidsduur was verzilverd en derhalve niet meer geldig was. Appellant maakte bezwaar tegen deze mededeling, maar verweerder verklaarde dit bezwaar ongegrond bij besluit van 27 mei 2011.
Appellant ging in beroep tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 20 februari 2013 werd het College geconfronteerd met de vraag of de e-mail van 23 maart 2011 als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. Het College overwoog dat de mededeling van verweerder niet gericht was op een zelfstandig rechtsgevolg, maar louter informatief was. De geldigheid van de voucher was immers al geregeld in de Subsidieregeling innoveren, die stelde dat een innovatievoucher niet meer kan worden verzilverd na één jaar.
Het College concludeerde dat de e-mail van verweerder niet als een besluit kon worden aangemerkt en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Het bestreden besluit werd vernietigd en het bezwaar tegen de mededeling van 23 maart 2011 werd niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht van appellant diende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het indienen van bezwaar en beroep in het bestuursrecht.