ECLI:NL:CBB:2013:BZ6274
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- R.R. Winter
- H.S.J. Albers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geldigheid van innovatievouchers en de ontvankelijkheid van bezwaar
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 6 maart 2013, staat de geldigheid van een grote innovatievoucher centraal. Appellant, een ondernemer, had een innovatievoucher ontvangen op basis van de Subsidieregeling innoveren. Echter, verweerder had appellant op 30 maart 2011 per e-mail medegedeeld dat de voucher niet binnen de geldigheidsduur was verzilverd en derhalve niet meer geldig was. Dit leidde tot een bestreden besluit van 27 mei 2011, waarin het bezwaar van appellant tegen deze mededeling ongegrond werd verklaard. Appellant ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 20 februari 2013 werd het beroep behandeld. Het College moest allereerst vaststellen of de e-mail van verweerder als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. Het College concludeerde dat de mededeling van verweerder louter informatief was en geen zelfstandig rechtsgevolg had. De mededeling was gebaseerd op de bepalingen van de Subsidieregeling, die stipuleert dat een innovatievoucher niet meer kan worden verzilverd na een jaar na verstrekking.
Het College oordeelde dat het beroep gegrond was, het bestreden besluit diende te worden vernietigd en het bezwaar van appellant tegen de mededeling van 30 maart 2011 niet-ontvankelijk werd verklaard. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers om tijdig gebruik te maken van innovatievouchers en de procedurele vereisten die daarbij komen kijken.