2. Het ontstaan en het verloop van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
Appellante is een aanbieder van ouderenzorg. Zij beschikt over twee panden die in 1964 zijn gebouwd, te weten de Cyclaam- en de Lavendelflat. In 1984 heeft een grootschalige renovatie van deze panden plaatsgevonden.
In augustus 2007 heeft appellante geconstateerd dat na ommekomst van de afschrijvingstermijnen voor de panden, een aanzienlijke boekwaarde zou resteren. Deze resterende boekwaarde werd veroorzaakt doordat tot dan toe abusievelijk een afschrijvingspercentage van 2% per jaar voor de panden was gehanteerd in plaats van een hogere percentage verband houdende met de gepleegde renovatie. Tevens wenste appellante van een annuïtaire op een lineaire afschrijvingswijze over te stappen.
Verweerster heeft appellante toestemming gegeven de afschrijving van de panden in het vervolg te laten plaatsvinden op basis van een lineaire in plaats van een annuïtaire methode. Mede hierdoor werd een boekwaardereparatie – dat wil zeggen een tijdelijke verhoging van de budgetvergoeding voor appellante – noodzakelijk om de boekwaarde van de panden in overeenstemming te brengen met een lineaire afschrijving.
Appellante heeft bij brief van 29 februari 2008 verweerster een tweetal alternatieven voorgelegd om de boekwaarde van de panden terug te dringen, aangeduid met alternatief 1 en alternatief 2. Bij alternatief 1 wordt uitgegaan van een afschrijving van € 299.439,- per jaar gedurende een periode van effectief twee jaar. Bij alternatief 2 wordt uitgegaan van een afschrijving van € 366.667,- per jaar gedurende een periode van drie jaar te weten: 2006 tot en met 2008, in de verwachting dat de nieuwe regelgeving omtrent kapitaallasten per 1 januari 2009 zou wijzigen (invoering normatieve huisvestingscomponent / de NHC-sytematiek). Appellante heeft in haar brief van 29 februari 2008 in overleg met haar accountant verweerster verzocht akkoord te gaan met een afschrijving conform het voorgestelde alternatief 2. In dat kader heeft zij vermeld dat zij een eigen bijdrage levert aan de terugdringing van haar boekwaardeprobleem door € 550.000,- op basis van een indicatieve waardestijging van de grond, voor haar rekening te nemen.
Verweerster heeft bij brief van 6 mei 2008 appellante bericht dat appellante de resterende boekwaarde van € 1.100.000,- mag afschrijven bij de reguliere nacalculatieaanvragen gedurende een periode van vier jaar, te weten 2006 tot en met 2009 (dit in verband met de uitgestelde invoering van de NHC-systematiek), door jaarlijks een extra afschrijvingsbedrag van € 275.000,- op te voeren. Verweerster heeft hiermee het verzoek van appellante vervat in haar brief van 29 februari 2008, volgens alternatief 2, ingewilligd.
Op 9 mei 2011 heeft appellante samen met het zorgkantoor het nacalculatieformulier 2010 bij verweerster ingediend waarin onder andere boven het reguliere bedrag van € 90.213,- een extra bedrag van € 275.000,- aan afschrijvingskosten is opgenomen. Appellante heeft dit extra bedrag bij brief van 25 juli 2011 op verzoek van verweerster nader toegelicht.
Naar aanleiding van het nacalculatieformulier 2010 heeft verweerster op 28 september 2011 een tariefbeschikking genomen waarin het extra bedrag van € 275.000,- aan afschrijvingskosten niet is verwerkt.
Tegen de tariefbeschikking van 28 september 2011 heeft appellante bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft appellante het opgevoerde extra bedrag aan afschrijvingskosten voor 2010 naar beneden bijgesteld tot € 110.223,-.
Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen.