Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2013 in de zaak tussen
en
,
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De primaire besluiten III maken derhalve deel uit van het onderhavige geding.
Niet gebleken is dat de stempels met de datum 22 november 2010 op de door appellanten overgelegde exemplaren van de primaire besluiten II door verweerder zijn aangebracht. In dit verband overweegt het College dat verweerder bij het verweerschrift een van TNT Post afkomstig verzendbewijs heeft overgelegd betreffende de verzending van aan appellanten gerichte stukken op 18 november 2010, met vermelding van de zogenoemde track & trace nummers. Nu appellanten hierop niet meer zijn teruggekomen moet worden aangenomen dat de lasten onder dwangsom, zoals verweerder heeft betoogd, daadwerkelijk zijn verzonden op 18 november 2010. Van vertraging bij de verzending, zoals appellanten hebben aangevoerd, is derhalve geen sprake.
Voorts is geen sprake van een onjuiste adressering van de primaire besluiten II door verweerder. Verweerder heeft aangevoerd dat de besluiten zijn verzonden naar het bij hem bekende adres van appellanten. Appellanten hebben gesteld dat zij op 8 april 2010 respectievelijk 25 mei 2010 een adreswijziging hebben gezonden aan het ministerie van VWS en aan de Inspectie van de Gezondheidszorg en dat het ministerie van VWS de wettelijke doorzendplicht niet is nagekomen. Wat daarvan zij, dit kan verweerder niet worden toegerekend. Nu appellanten niet hebben aangetoond dat zij voorafgaand aan de primaire besluiten II verweerder hebben geïnformeerd over hun nieuwe adres, komt een eventuele vertraging van de ontvangst als gevolg van de adressering van deze besluiten aan de vestiging te Bilthoven voor risico van appellanten en leidt dit niet ertoe dat verweerder een ruimere begunstigingstermijn had dienen te hanteren.
De overige maandsets zijn aangeleverd in de periode tussen 26 en 30 september 2009, derhalve één week te laat. Dit leidt het College tot de conclusie dat voor wat betreft de gegevens over 2009 dwangsommen zijn verbeurd van € 5.000,-- (door de Stichting) respectievelijk € 7.000,-- (door de BV) zodat niet meer dan (in totaal) € 12.000,-- kan worden ingevorderd.
Appellanten hebben aangevoerd dat de directeur Toezicht en Handhaving van verweerder tijdens een werkbezoek op 26 januari 2011 heeft verklaard dat verweerder altijd telefonisch contact opneemt met het bestuur van een zorginstelling alvorens een last onder dwangsom wordt opgelegd. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat geen vast beleid wordt gevoerd, inhoudende dat telefonisch contact wordt gezocht alvorens tot het opleggen van handhavingsmaatregelen wordt overgegaan. Appellanten hebben betoogd dat verweerder, aangezien kennelijk geen consistent wordt gevoerd inzake telefonisch contact, in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld.
Zoals verweerder in het verweerschrift heeft betoogd, volgt verweerder bij handhaving van de Regeling MDS een procedure die bestaat uit een aantal stappen (rappelbrief, aanwijzing) die uiteindelijk kunnen resulteren in het opleggen van een last onder dwangsom. Die stappen zijn ook in de onderhavige procedure gevolgd. Niet gebleken is dat het vast beleid van verweerder is om tevens telefonisch contact met het bestuur van de betreffende instelling op te nemen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
20 tot 31 december 2010 niet mogelijk was in verband met onderhoudswerkzaamheden bij DIS en dat medio januari 2011 bleek van een technisch probleem in de aanleveringen aan DIS. In het bestreden besluit is verweerder op de door appellanten in dit verband overgelegde e-mails 24 december 2010 en 18 januari 2011 ingegaan. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat in de e-mail van 18 januari 2011 een (tijdelijke) oplossing is gegeven voor het technische probleem, te weten gebruik van de vorige versie van de toeleveringssoftware. Niet gebleken is dat appellanten vóór 18 januari 2011 hebben getracht de betreffende bestanden aan DIS aan te leveren, noch dat zij voor of na die datum met DIS contact hebben opgenomen over het aanleveren van de gegevens over het eerste halfjaar 2010. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat appellanten deze periode hebben laten verstrijken zonder dat zij hebben geprobeerd de betreffende bestanden aan DIS aan te leveren. Pas ongeveer een maand nadat de maximale dwangsommen reeds waren verbeurd zijn appellanten alsnog tot aanlevering van de gegevens aan DIS overgegaan. Dit leidt het College tot de conclusie dat de te late aanlevering niet (mede) is veroorzaakt door technische problemen bij DIS.
Het College ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de in te vorderen bedragen wegens het niet tijdig aanleveren van MDS-gegevens over 2009 zullen worden vastgesteld op
€ 5.000,-- (voor de Stichting), onderscheidenlijk € 7.000,-- (voor de BV), te vermeerderen met rente en kosten.
Het beroep tegen de bij het bestreden besluit gehandhaafde primaire besluiten II en III is ongegrond.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de bezwaren tegen de invorderingsbesluiten van 21 december 2010 (primaire besluiten I) ongegrond zijn verklaard en verklaart deze bezwaren gegrond;
- herroept de primaire besluiten I;
- stelt de door verweerder in te vorderen bedragen wegens het niet (tijdig) aanleveren van MDS-gegevens over de maanden juni tot en met december 2009 respectievelijk augustus tot en met december 2009 vast op € 7.000,-- (zegge: zevenduizend euro) voor de BV respectievelijk € 5.000,-- (zegge: vijfduizend euro) voor de Stichting, te vermeerderen met rente en kosten als aangegeven in de primaire besluiten I;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het door appellanten gezamenlijk betaalde griffierecht van € 302,-- (zegge: driehonderdtwee euro) aan hen te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-- (zegge: negenhonderd-vierenveertig euro) te betalen aan appellanten.