In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 juli 2013 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door appellante, [A], in verband met drie innovatievouchers. De Minister van Economische Zaken had de aanvraag afgewezen omdat appellante niet had aangetoond dat zij een kennisoverdrachtproject had uitgevoerd zoals vereist door de Subsidieregeling innoveren. De aanvraag was ingediend na de afgifte van de vouchers, maar de minister concludeerde dat de activiteiten van appellante niet voldeden aan de criteria voor een kennisoverdrachtproject. Appellante had gesteld dat zij een toolkit had ontwikkeld voor een integraal bouwproces, maar het College oordeelde dat de informatie die zij had verstrekt onvoldoende was om aan te tonen dat er sprake was van een kennisoverdrachtproject. Tijdens de hoorzitting had appellante geen schriftelijke bewijsstukken kunnen overleggen die haar claims ondersteunden. Het College concludeerde dat de minister terecht de subsidieaanvraag had afgewezen, omdat appellante niet kon aantonen dat zij aan de vereisten voldeed. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve en verifieerbare gegevens bij het aanvragen van subsidies en de verantwoordelijkheden van de aanvrager om aan te tonen dat aan de voorwaarden is voldaan. De beslissing van de minister om de aanvraag af te wijzen werd dan ook in stand gehouden, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.