Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juli 2013 in de zaak tussen
[A], te [vestigingsplaats], appellante,
de Minister van Economische Zaken, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze intrekkingen in stand gelaten en appellantes bezwaren ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich daartoe – samengevat – op het standpunt dat uit de eind november 2010 ontvangen facturen blijkt dat deelname aan de vouchertrajecten eerder door appellante aan de ondernemers is gefactureerd dan de innovatievouchers door verweerder aan de ondernemers zijn verstrekt en dat facturen naderhand door appellante zijn gecrediteerd onder vermelding van “voorfinanciering voucher”. Deze facturen zijn daadwerkelijk betaald en creditering van de eerste facturen heeft bovendien in nagenoeg alle gevallen plaatsgevonden. Uit dit samenstel van gegevens concludeert verweerder dat de verplichtingen voor de vouchertrajecten zijn aangegaan vóór afgifte van de vouchers. Verweerder gaat er daarbij van uit dat facturen pas worden verzonden nadat partijen verplichtingen met elkaar zijn aangegaan. Van de aanvrager van innovatievouchers (ondernemers) en van subsidie (kennisinstellingen) wordt verwacht, dat zij zich op de hoogte stellen van de inhoud van de Subsidieregeling. Het is aan appellante aannemelijk te maken dat de verplichtingen zijn aangegaan ná afgifte van de innovatievouchers aan de ondernemers. Appellante is daar meermalen toe in de gelegenheid gesteld, ook in de bezwaarfase. Appellante is er volgens verweerder niet in geslaagd met nadere informatie het een en ander aannemelijk te maken. Appellante stelt weliswaar dat die facturen niet zien op de betreffende vouchertrajecten, maar zij heeft dit niet onderbouwd met objectiveerbare gegevens. Uit de overgelegde accountantsverklaring valt niet op te maken dat is getoetst aan artikel 5:12 Subsidieregeling. Appellante blijft verantwoordelijk voor het handelen van haar medewerkers, hoe ongelukkig dit handelen mogelijk ook is. Als eerder bekend zou zijn geweest dat voorafgaand aan de afgifte van de innovatievouchers appellante en de betrokken ondernemers verplichtingen jegens elkaar waren aangegaan, zou de subsidie niet zijn verstrekt.