Uitspraak
Minister van Economische Zaken(hierna: de minister)
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
In dit besluit heeft de minister overwogen dat uit onderzoek van het Agentschap Telecom is gebleken dat op 10 april 2011 via een antenne-installatie op het perceel [adres1] te [woonplaats] zonder vergunning door middel van een radiozendapparaat werd uitgezonden op de frequentie 87.5 Megahertz. Appellant woont op het betreffende perceel. Wegens overtreding van artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet heeft de minister aan appellant een boete van € 2500,-- opgelegd. Om appellant er toe te bewegen in de toekomst niet opnieuw illegaal uit te zenden heeft de minister tevens een last onder dwangsom opgelegd.
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de bevindingen van de minister. Er is echter wel sprake van verwarring over op welk adres de feiten zijn geconstateerd. In het eerste proces-verbaal van bevindingen wordt gesproken over [adres1] en in het aanvullende proces-verbaal over [adres2]. Beide adressen zijn bestaand in [woonplaats] en liggen vlak bij elkaar in dezelfde wijk. Ook het adres [adres2] heeft een zendmast in de tuin. Appellant heeft niet met de inspecteur gesproken. De opmerking in het aanvullend rapport dat de inspecteur met hem heeft gesproken, kan appellant niet plaatsen, omdat hij zijn woning nooit uitleent en op 10 april 2011 zelf thuis was. Wellicht dat is gesproken met de bewoner van [adres2]. De aanvullende verklaringen over de bevindingen van de inspecteur op de zitting van de rechtbank zijn mondeling gegeven en niet schriftelijk bevestigd door de betreffende inspecteur. De verklaringen zijn echter wel doorslaggevend om helderheid te verkrijgen omtrent het adres waar de feiten zijn geconstateerd.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Of appellant al dan niet met de inspecteur heeft gesproken, doet niet af aan de constatering dat via de mast van appellant een uitzending heeft plaatsgevonden.