In deze zaak heeft verzoeker, [A], een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in verband met een afwijzing door de Kamer van Koophandel Oost Nederland van zijn aanvraag tot wijziging in het handelsregister. Het primaire besluit, genomen op 26 juni 2013, werd door verzoeker bestreden, waarna hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 1 oktober 2013, waar verzoeker aanwezig was en de verweerster vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde, mr. P.R.P. Huijgens. Tijdens de zitting werd het onderzoek geschorst om verzoeker de gelegenheid te geven zijn standpunt verder te onderbouwen. Na ontvangst van aanvullende brieven van beide partijen werd besloten om geen nadere zitting te houden en werd het onderzoek gesloten.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, het oordeel dat in deze uitspraak wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit is voorlopig en bindt het College niet in een eventuele bodemprocedure. Verzoeker heeft verweerster tweemaal verzocht om wijziging van de registratie in het handelsregister, specifiek om de uitschrijving van F. Meerlo als gemachtigde en zijn eigen inschrijving als gemachtigde van de onderneming Lokogro B.V.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bevoegd is om opgaven te doen aan het handelsregister namens de onderneming. Hij heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij aandeelhouder of bevoegd bestuurder is van Lokogro B.V. De overgelegde notulen zijn onvoldoende om te concluderen dat verzoeker bevoegd is om opgaven te doen namens de onderneming. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.A.M. van den Berk, in aanwezigheid van griffier mr. P.M. Beishuizen, en is openbaar uitgesproken op 12 december 2013.