Uitspraak
1.De procedure
2.De grondslag van het geschil
3.Het berechtingsrapport
(…)
De heer [A] verklaarde mij op mijn vragen het volgende zakelijk weergegeven:
Op 20 januari 2011 omstreekt 10.15 uur had ik (…) opnieuw telefonisch contact met de heer [A] omdat er nog steeds geen gegevens betreffende een uitgevoerde Actieplancontrole over het jaar 2010 bij de controle-instanties bekend zijn.
De heer [A] verklaarde mij (…) dat hij inmiddels een hygiënogram had laten nemen van de stal en dat hij omstreeks helf december telefonisch contact had opgenomen met Indas. Korte tijd daarna kreeg hij een brief dat Indas was overgenomen. De heer [A] gaf aan Isacert te gaan bellen voor het maken van een afspraak voor de uitvoering van een Actieplancontrole.
(…)”
4.De bestreden tuchtuitspraak
Ten aanzien van de verwijtbaarheid overweegt het tuchtgerecht onder meer het volgende. Appellant heeft, ook na waarschuwingsbrieven van het PPE, nagelaten om verplichte actieplancontroles te laten uitvoeren. Ook na het telefonisch onderhoud met de heer [B] in november 2010 is – weliswaar op basis van een misverstand: appellant liet een hygiënogram opmaken – het actieplanonderzoek nagelaten. Op 25 januari 2011 is de actieplancontrole uiteindelijk alsnog uitgevoerd. Het tuchtgerecht rekent appellant aan dat twee keer, zowel in 2009 als in 2010, de jaarlijkse controle is nagelaten. Bij het opleggen van de maatregel heeft het tuchtgerecht rekening gehouden met het feit dat appellant een bedrijf heeft van grote omvang en dat aan hem niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Het tuchtgerecht heeft vervolgens de volgende tuchtrechtelijke maatregel opgelegd: een geldboete van € 1.500,--, waarvan € 750,-- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
5.Het standpunt van appellant
De opgelegde boete is veel te hoog. De regelgeving was hem onbekend.
Er heeft alleen in 2009 een overtreding plaatsgevonden. Voor 2010 is de jaarlijkse controle alsnog uitgevoerd.
6.De reactie van het Productschap
De Verordening is gepubliceerd op 24 augustus 2007 en in werking getreden op
26 augustus 2007. Met de term “jaarlijks ten minste één maal” in artikel 11, eerste lid, van de Verordening is bedoeld ten minste één maal per kalenderjaar. In een volgende verordening over deze materie (de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011) is de bepaling namelijk in die zin verduidelijkt.
Dat pluimveehouders bij brieven van 3 februari en 10 maart 2010 in de gelegenheid zijn gesteld om de Actieplancontrole over 2009 alsnog te laten uitvoeren vóór 15 maart 2010, betekent niet dat pluimveehouders ieder jaar de Actieplancontrole kunnen uitstellen tot het begin van het daaropvolgende jaar. Voormelde brieven zijn verzonden uit coulance. Toen een berechtingsrapport zou worden opgemaakt omdat appellant heeft nagelaten om de Actieplancontrole in 2009 te laten uitvoeren, is tevens de overtreding over 2010 meegenomen.
7.De beoordeling van het geschil
Deze grief van appellant treft doel. Het College overweegt hiertoe het volgende.
Uit het berechtingsrapport blijkt dat de door het Productschap aangewezen toezichthouder naar aanleiding van een op 10 november 2010 met appellant gevoerd telefoongesprek, afschriften van de brieven van het Productschap van 3 februari en 10 maart 2010 aan appellant heeft toegezonden betreffende de in artikel 11 van de Verordening neergelegde verplichting dat elk (pluimvee)bedrijf zich jaarlijks laat controleren. Uit die brieven heeft appellant naar het oordeel van het College kunnen en mogen afleiden dat bedrijven, die in strijd met artikel 11 van de Verordening hebben nagelaten om in een kalenderjaar de Actiecontrole op hun bedrijf te laten uitvoeren, door het Productschap in de gelegenheid worden gesteld om zodanige controle alsnog vóór 15 maart van het daaropvolgende kalenderjaar te laten uitvoeren. Gelet daarop heeft appellant kunnen menen dat de Actieplancontrole over 2010 (in ieder geval) vóór 15 maart 2011 diende plaats te vinden. Vast staat dat appellant op 25 januari 2011 een Actiecontrole op zijn bedrijf heeft laten uitvoeren. Mede gelet op de niet geheel duidelijke formulering in artikel 11, eerste lid van de Verordening (“jaarlijks ten minste één maal”) ziet het College dus geen grondslag om vast te stellen, dat appellant ook voor het jaar 2010 in gebreke is gebleven.
8.De beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtbeslissing;
- legt appellant een geldboete op van € 750,-- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), waarvan € 375,-- (zegge: driehonderdvijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.