Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2013 in de zaak tussen
[A], te [vestigingsplaats], appellant,(gemachtigde: [B] AA),
het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Blijkens de stukken heeft appellant bij brief van 26 januari 2011 – derhalve nadat het bestreden besluit was genomen - gereageerd op de brief van verweerder van 22 december 2010, waarin deze appellant had verzocht aan te geven waarom het bezwaarschrift buiten de termijn was ingediend. Verweerder heeft eerst op 14 februari 2011 op deze brief van appellant gereageerd.
Het College is van oordeel dat verweerder, gelet op de inhoud van de brief van appellant van 26 januari 2011, zo spoedig mogelijk na ontvangst daarvan aan appellant kenbaar had moeten maken dat – zoals later is medegedeeld in de brief van 14 februari 2011 – reeds op 3 januari 2011 een beslissing op het bezwaarschrift was genomen en dat appellant, om de kwestie voor te kunnen leggen aan het College, (tijdig) beroep diende in te stellen. Appellant had alsdan nog de gelegenheid gehad binnen de termijn beroep in te stellen. Het College is gelet hierop van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest, zodat niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege dient te blijven.
niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de termijn is ingediend en geen omstandigheden zijn aangevoerd die de overschrijding van de termijn verschoonbaar maken.
De verklaring van de gemachtigde van appellant dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 30 november 2010, biedt geen grond voor het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest. De mogelijk ontstane onduidelijkheid vanwege de behandeling van het bezwaarschrift van appellant tegen de hoogte van de factuur voor de toetsing van zijn accountantspraktijk maakt dit niet anders. Zoals blijkt uit het beroepschrift van appellant was het hem na de hoorzitting op 5 november 2010, waar het bezwaarschrift van appellant tegen de hoogte van de factuur voor de toetsing is behandeld, duidelijk dat hij nog afzonderlijk bezwaar diende te maken tegen het eindoordeel omtrent de toetsing. Niet valt in te zien dat appellant dit niet alsnog en tijdig
– vóór 24 november 2010 – had kunnen doen.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Beslissing
28 november 2013.