ECLI:NL:CBB:2013:255

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
AWB 11/153
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake kwaliteitsbeheersing accountantspraktijk

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants. De zaak betreft de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaarschrift dat appellant had ingediend tegen een besluit van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening Accountants-Administratieconsulenten, waarin werd gesteld dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van appellant niet voldeed aan de eisen.

Het primaire besluit werd op 13 oktober 2010 genomen, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard, volgde op 3 januari 2011. Appellant stelde beroep in tegen dit bestreden besluit, maar het College oordeelde dat het beroepschrift na de termijn was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 14 februari 2011, terwijl het beroepschrift gedateerd was op 23 februari 2011.

Het College overwoog dat appellant niet in verzuim was geweest, omdat hij tijdig had gereageerd op een verzoek van verweerder om opheldering te geven over de termijnoverschrijding. Het College concludeerde dat verweerder niet adequaat had gereageerd op de brief van appellant, waardoor appellant niet tijdig in beroep kon gaan.

Uiteindelijk oordeelde het College dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift terecht was, maar dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: AWB 11/153
25100

Uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2013 in de zaak tussen

[A], te [vestigingsplaats], appellant,(gemachtigde: [B] AA),

en

het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Manshande-Nonhof).

Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2010 (het primaire besluit) heeft de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening Accountants-Administratieconsulenten (Raad van Toezicht) appellant medegedeeld dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Bij besluit van 3 januari 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder - destijds nog de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten - het bezwaar van appellant tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013.
Appellant is verschenen bij gemachtigde, bijgestaan door [C] AA. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Ingevolge artikel 6:7 juncto artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroeps chrift zes weken, en vangt deze termijn aan
met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of
beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet
kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 14 februari 2011. Het beroepschrift van appellant is gedateerd 23 februari 2011 en is blijkens het poststempel ook op die dag ter post bezorgd. Het beroepschrift is dus na afloop van de termijn ingediend.
Blijkens de stukken heeft appellant bij brief van 26 januari 2011 – derhalve nadat het bestreden besluit was genomen - gereageerd op de brief van verweerder van 22 december 2010, waarin deze appellant had verzocht aan te geven waarom het bezwaarschrift buiten de termijn was ingediend. Verweerder heeft eerst op 14 februari 2011 op deze brief van appellant gereageerd.
Het College is van oordeel dat verweerder, gelet op de inhoud van de brief van appellant van 26 januari 2011, zo spoedig mogelijk na ontvangst daarvan aan appellant kenbaar had moeten maken dat – zoals later is medegedeeld in de brief van 14 februari 2011 – reeds op 3 januari 2011 een beslissing op het bezwaarschrift was genomen en dat appellant, om de kwestie voor te kunnen leggen aan het College, (tijdig) beroep diende in te stellen. Appellant had alsdan nog de gelegenheid gehad binnen de termijn beroep in te stellen. Het College is gelet hierop van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest, zodat niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege dient te blijven.
3.
Verweerder heeft het bezwaarschrift van appellant tegen het besluit van 13 oktober 2010
niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de termijn is ingediend en geen omstandigheden zijn aangevoerd die de overschrijding van de termijn verschoonbaar maken.
4.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 24 november 2010. Het bezwaarschrift van appellant is gedateerd 30 november 2010 en is – zo is ter zitting verklaard – ook op die datum ter verzending afgeleverd bij de centrale receptie van het kantoor van appellant. Het bezwaarschrift is dus niet binnen de daarvoor geldende termijn van zes weken ingediend.
De verklaring van de gemachtigde van appellant dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 30 november 2010, biedt geen grond voor het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest. De mogelijk ontstane onduidelijkheid vanwege de behandeling van het bezwaarschrift van appellant tegen de hoogte van de factuur voor de toetsing van zijn accountantspraktijk maakt dit niet anders. Zoals blijkt uit het beroepschrift van appellant was het hem na de hoorzitting op 5 november 2010, waar het bezwaarschrift van appellant tegen de hoogte van de factuur voor de toetsing is behandeld, duidelijk dat hij nog afzonderlijk bezwaar diende te maken tegen het eindoordeel omtrent de toetsing. Niet valt in te zien dat appellant dit niet alsnog en tijdig
– vóór 24 november 2010 – had kunnen doen.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.W. Aerts, mr. M.M. Smorenburg en mr. P.M. van der Zanden, in aanwezigheid van mr. M.A. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 november 2013.
w.g. M.A. Voskamp w.g. J.L.W. Aerts