In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, [A] h.o.d.n. [B], en de Kamer van Koophandel Amsterdam. Het geschil betreft een factuur die appellant op 17 februari 2011 heeft ontvangen voor de jaarlijkse bijdrage over het jaar 2011. Appellant heeft deze factuur betaald, maar heeft op 15 maart 2011 administratief beroep ingesteld tegen de factuur, waarbij hij verzocht om de beschikking in te trekken of te vernietigen. De Kamer van Koophandel heeft het bezwaar van appellant ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 18 maart 2011. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 juni 2013 is appellant niet verschenen, maar was de Kamer van Koophandel vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Het College heeft overwogen dat de brief van appellant van 15 maart 2011 terecht als bezwaarschrift is aangemerkt, ondanks dat appellant aanvoert dat hij geen bezwaar heeft ingediend. Het College concludeert dat de inhoud van de brief voldoende aanleiding gaf voor de Kamer van Koophandel om deze als een bezwaarschrift te beschouwen.
Het College heeft vastgesteld dat appellant geen verdere gronden heeft ingediend tegen het bestreden besluit en heeft daarom het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de proceskostenveroordeling is niet aan de orde gesteld.