Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 29 augustus 2013 in de zaak tussen
Klaar Holding B.V., appellante
de minister van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Uit de door appellante verstrekte informatie is gebleken dat bij elk werk dat appellante aanneemt wordt bepaald welke combinatie van baggertechnieken en bijbehorend materieel optimaal is om in te zetten. Bij deze keuze spelen met name de wensen van de opdrachtgever, de fysieke omstandigheden (waaronder het soort af te voeren materiaal, zoals slib en zand, afstand tot het baggerdepot, soort en mate van vervuiling, bereikbaarheid van de locatie enzovoort) en de aanneemsom een rol. Verder is gebleken dat het boosterstation een aanvulling is op het baggermateriaal dat appellante reeds in haar bezit heeft.
Na vergelijking van verschillende oude situaties (de in het verleden gehuurde booster, de duwbootjes en de transporttrailers) met de nieuwe situatie (booster) komt verweerder tot de conclusie dat, als er al een besparingsnorm kan worden berekend, de norm hoogst waarschijnlijk niet wordt behaald.
Immers, vast staat dat appellante bij haar berekeningen niet uitgaat van het productieniveau dat hoort bij het bestaande, oude proces, maar van de nieuwe capaciteit die hoort bij de booster. Dit betreft dan echter geen berekening van het historisch energiegebruik. Het historisch energiegebruik is immers het feitelijk energiegebruik van het proces in de situatie vóór de investering van de booster. Daarbij dient het feitelijke, op dat moment gerealiseerde, productieniveau als referentie en niet de capaciteit die met de booster kan worden gerealiseerd, maar in de situatie zonder booster niet kon worden gerealiseerd.