Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2013 in de zaak tussen
[A], te [woonplaats], appellant,
de Kamer van Koophandel Brabant, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
Vast staat dat appellant niet tijdig - dat wil zeggen binnen de wettelijke termijn die voortvloeit uit artikel 2:19a, vierde lid, BW en in de brief van 1 juni 2011 is genoemd - heeft aangetoond dat geen grond bestaat voor verweerder om over te gaan tot ontbinding van de rechtspersoon. Onder verwijzing naar de uitspraak van het College van 27 mei 2008 (ECLI:NL:CBB:2008: BD2657) overweegt het College dat het ná het verlopen van de termijn om verzuimen te herstellen, alsnog voldoen aan de vereisten, niet kan leiden tot het oordeel dat aan de dwingende termijnbepaling van artikel 2:19a, vierde lid, BW voorbij kan worden gegaan. Dat in de onderneming van appellant volgens hem baten zitten, hetgeen volgens appellant blijkt uit de gepubliceerde jaarstukken, de aangiftes vennootschapsbelasting en uit verschillende facturen, leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Deze stukken zijn immers na de genoemde termijn overgelegd. Overigens geven deze stukken volgens verweerster geen blijk van maatschappelijke activiteiten. Appellant heeft dit niet weersproken.