ECLI:NL:CBB:2013:183
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake GLB-inkomenssteun
In deze zaak heeft de Maatschap [A] en [B] verzet aangetekend tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 8 februari 2013, waarin het beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Economische Zaken kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak vond plaats op 26 september 2013, na een zitting op 6 september 2013, waar de indienster werd vertegenwoordigd door [A] en [C].
Het College heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de indienster geen procesbelang heeft bij haar beroep, omdat de staatssecretaris voldoende oppervlakte heeft geconstateerd om de volledige uitbetaling van haar toeslagrechten te waarborgen. De indienster heeft aangevoerd dat zij het niet eens is met de geconstateerde oppervlakte en dat zij belang heeft bij een uitspraak over de Meststoffenwetgeving. Echter, het College oordeelt dat de wens om duidelijkheid voor de toekomst niet voldoende is om procesbelang aan te nemen.
Het College benadrukt dat het procesrecht vereist dat er daadwerkelijk belang moet zijn bij het instellen van beroep. De uitspraak van 8 februari 2013 blijft in stand, omdat de vaststelling van de perceelsoppervlakte niet kan leiden tot een hogere bedrijfstoeslag voor 2010. De uitspraak concludeert dat de onzekerheid inherent is aan het systeem van (Europese) landbouwsubsidies, waarbij jaarlijks een opgave van landbouwgrond en toeslagrechten moet worden gedaan. Het verzet van de indienster wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.