Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 1 oktober 2013 in de zaak tussen
[A] en [B], appellanten,
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
Procesverloop
drs. B.J. Hasselbekke.
Overwegingen
Het tegen dit besluit door appellanten ingediende bezwaarschrift is door verweerster bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Een zekere vorm van inkoopmacht is op zichzelf geen mededingingsprobleem, aldus verweerster. Zorgverzekeraars hebben op grond van de Wmg, de Zorgverzekeringswet of de Mededingingswet geen plicht om op individuele basis te onderhandelen met zorgaanbieders. In de meest recente monitor Zorgverzekeringsmarkt en de marktscan 2010, gepubliceerd op de website van verweerster in
juni 2009 en juni 2010, is erop gewezen dat, voor zover er sprake is van inkoopmacht bij de zorgverzekeraars, daaruit nauwelijks negatieve gevolgen voortvloeien voor de consument. De stelling van appellanten dat UVIT bepaalde zorg, zoals M&I-verrichtingen en een avondspreekuur, niet zou willen vergoeden, maakt dit niet anders. Dat laat immers onverlet dat zorgverzekeraars het beste in staat zijn de optimale prijs/kwaliteitsverhouding te verwezenlijken door ‘selectieve inkoop’, of ook: door selectief contracteren. Met het sturen van prijs en kwaliteit geeft de zorgverzekeraar invulling aan de rol die hem in het wettelijk stelsel is gegeven. Verweerster baseert haar standpunt op het rapport van RBB Economics. De vraaggestuurde marktwerking stimuleert zorgaanbieders om te concurreren om de gunst van de consument, die kiest op basis van de polis, de daarbij behorende keuzevrijheden voor de zorgaanbieder (al dan niet gecontracteerd) en rekening houdend met de in dat kader geldende vergoeding en premie, aldus verweerster. Daarbij heeft verweerster aangevoerd dat uit de ‘Monitor marktscan 2009’, de ‘Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2010’en de ‘Marktscan zorgverzekeringsmarkt – Weergave van de markt 2008-2012’ blijkt dat zorgverzekeraars met elkaar concurreren. De voordelen die ze behalen met de zorginkoop, moeten ze doorgeven aan de consument, bijvoorbeeld in de vorm van een lagere premie. Appellanten hebben die onderzoeksresultaten niet, althans niet gemotiveerd weersproken, aldus verweerster. Verweerster wijst er voorts op dat de relevante huisartsenzorg voldoet aan de minimumkwaliteitseisen. Zij stelt zich op het standpunt dat de klachten van appellanten geen aanleiding geven te concluderen dat sprake is van serieuze mededingingsproblemen.
Appellanten vinden het tekenend voor het gedrag van UVIT dat zij zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de hoorzitting van verweerster in de bezwaarfase en het nu ook in de beroepsprocedure heeft laten afweten.
Appellanten verzoeken het College het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en verweerster op te dragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak, een en ander met veroordeling van verweerster in de kosten van de procedure.
Beoordeling
AMM wordt gedefinieerd in artikel 47 Wmg. Het houdt in: de positie van, in dit geval, de ziektekostenverzekeraar om de ontwikkeling van daadwerkelijke concurrentie op de Nederlandse markt of een deel daarvan te kunnen belemmeren door de mogelijkheid zich in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen van andere verzekeraars, zorgaanbieders of consumenten.
In het licht daarvan vat het College dit besluit op als de weigering om UVIT een verplichting, zoals die in de klacht aan de orde gesteld is, op te leggen.
Daartegen is bezwaar gemaakt.
Het College verwijst daarnaast ook naar het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2005,
niet-onderhandelbaar aanbod deed.
De zorgaanbieder kan dit aanbod accepteren, maar gezien de in dit opzicht bestaande contractsvrijheid, ook weigeren. Daarbij speelt, anders dan appellanten menen, de vraag of de aangeboden zorg kwalitatief aan de daaraan minimaal te stellen eisen voldoet, wel degelijk een rol. Dat het door UVIT aan de consument aangeboden verzekeringspakket aan de gestelde eisen voldoet, is tussen partijen overigens niet in geschil.
De omstandigheid dat andere zorgverzekeraars wel bereid zijn geweest ook de door appellanten extra aangeboden zorg in hun verzekeringspakket op te nemen, maakt het vorenstaande niet anders.
Verweerster heeft daarbij te kennen gegeven de ontwikkelingen nauwgezet te zullen volgen en, wanneer zij dat nodig vindt, over te zullen gaan tot nader onderzoek en/of het direct opleggen van een verplichting op grond van artikel 48 Wmg.
Beslissing
1 oktober 2013.
de uitspraak te ondertekenen