ECLI:NL:CBB:2013:137

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
AWB 10/509 t/m AWB 10/511
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van restitutieaanvragen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na afwijzing door het Productschap Zuivel

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hoogwegt International B.V. en het Productschap Zuivel. De zaak betreft de afwijzing van restitutieaanvragen door het Productschap Zuivel, die waren ingediend door appellante in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De primaire besluiten van de verweerder, waarin een aantal restitutieaanvragen werd afgewezen en reeds betaalde voorschotten werden teruggevorderd, zijn door appellante bestreden. De verweerder had de afwijzing van de aanvragen gemotiveerd door te stellen dat de controle-exemplaren T5 niet tijdig waren aangeboden bij de douane, waardoor de restitutie niet kon worden uitgekeerd.

Tijdens de zitting heeft appellante bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de T5-documenten wel degelijk op de juiste wijze waren aangeboden. Het College heeft vastgesteld dat de douane de T5-documenten in behandeling heeft genomen en dat de afwijzing van de resterende restitutieaanvragen op een onjuiste uitleg van de relevante regelgeving berustte. Het College heeft geoordeeld dat de bestreden besluiten vernietigd moeten worden en dat de primaire besluiten, voor zover betrekking hebbend op de resterende restitutieaanvragen, herroepen moeten worden. De appellante heeft recht op de haar verleende voorschotten, en de verweerder is opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele afhandeling van restitutieaanvragen en de noodzaak voor de douane om de juiste procedures te volgen bij de controle van uitvoer van landbouwproducten. Het College heeft de zaak zelf in de zin van toewijzing van de aanvragen voorzien, wat betekent dat de appellante de restitutie zal ontvangen die zij aanvankelijk was ontzegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummers: 10/509 t/m 10/511
7200

Uitspraak van de meervoudige kamer van 22 augustus 2013 in de zaak tussen

Hoogwegt International B.V., te Arnhem, appellante

(gemachtigden: G.J. Mathijssen en J. Broeren),
en

het Productschap Zuivel, verweerder

(gemachtigden: mr. J.T. Bonhof en mr. J.J.M. van der Sijs).

Procesverloop

Bij (primaire) besluiten van 25 augustus 2009 (AWB 10/509), 21 september 2009 (AWB 10/511) en 3 december 2009 (AWB 10/510) heeft verweerder een aantal restitutieaanvragen van appellante afgewezen en de reeds betaalde voorschotten, verhoogd met 10%, teruggevorderd.
Bij besluiten van 20 april 2010 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft verweerder een schriftelijke vraag voorgelegd, waarop verweerder heeft geantwoord. Appellante heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2012. Daarbij werden partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
Bij beslissing van 29 november 2012 heeft het College het onderzoek heropend.
Het College heeft schriftelijke vragen aan de Algemeen directeur Douane gesteld. Deze vragen zijn bij brief van 4 februari 2013 beantwoord. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren.
Met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Het onderzoek is gesloten op 3 mei 2013.Overwegingen

1.
Appellante heeft in 2009 voor vanuit de haven van Amsterdam per schip naar Nigeria te verzenden partijen melkpoeder aangifte ten uitvoer gedaan en ter zake uitvoerrestituties aangevraagd. Appellante is de aangevraagde restitutie voorgeschoten en zij heeft daarvoor zekerheid ter hoogte van de voorschotten, verhoogd met 10%, gesteld. Verweerder heeft bij de primaire besluiten een aantal aanvragen afgewezen en betaling van de in samenhang daarmee verbeurde zekerheid geëist. In de primaire besluiten staat in dit verband vermeld:
"(...) Om in aanmerking te komen voor definitieve betaling van de restitutie, dient onder meer te worden aangetoond dat de desbetreffende goederen tijdig het douanegebied van de Europese Gemeenschap hebben verlaten. Dit gebeurt door aftekening van het controle-exemplaar T5 door de douanepost van uitgang. Bij het verlaten van de EG voert de douane op steekproefbasis een aantal controles uit. (...) Voor de onderhavige zendingen heeft de douane op het T5 aangetekend dat het T5 niet is aangeboden conform artikel 912 quater van Vo. 2454/93. Deze aantekening wil zeggen dat de douane niet in de gelegenheid is geweest deze zendingen te betrekken in de steekproef voor de controles die bij het verlaten van de EG door de douane moeten worden uitgevoerd. Derhalve kan het productschap voor deze zendingen geen restitutie uitbetalen en dienen wij de voor deze zendingen als voorschot aan u uitbetaalde restitutie, verhoogd met 10%, terug te vorderen (...)"
Appellante heeft voor vierentwintig van de afgewezen restitutieaanvragen de douane ervan kunnen overtuigen dat het T5-formulier wel juist was aangeboden. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder de restituties voor de zendingen waarop die T5-formulieren betrekking hadden - met inbegrip van de verhoging van 10% - alsnog aan appellante uitbetaald.
2.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de afwijzing van de resterende restitutieaanvragen, alsmede de terugvordering van de daarbij verleende voorschotten, verhoogd met 10%, gehandhaafd.
3.
Appellante voert aan dat zij door naspeuringen op de terminal in Amsterdam voor vierentwintig T5-documenten alsnog door de douane geaccepteerd bewijs heeft kunnen overleggen. De bewijsstukken zijn geaccepteerd omdat de douane de per fax gemelde T5-documenten wel degelijk ontvangen bleek te hebben. Dit bewijs duidt erop dat de douane ook bij afkeuring van de resterende T5-documenten een fout heeft gemaakt; appellante is van mening dat ook de T5-documenten waar het nu om gaat correct per fax zijn gemeld. Appellante wijst er daarbij op dat alle T5-documenten door de douane op de achterzijde zijn afgestempeld als conform in het vak 'Controle van het gebruik en/of de bestemming'. Appellante vindt het onterecht dat verweerder desondanks terugbetaling van de restitutie in deze gevallen heeft geweigerd.
4.
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de T5-documenten wel feitelijk bij de douane zijn aangekomen, maar dat zij juridisch gezien niet als "aangeboden" in de zin van artikel 912 quater, eerste lid, van de Verordening kunnen gelden. Dit leidt verweerder af uit de aantekening van die strekking op de voorzijde van de T5-documenten; deze aantekening is van latere datum dan de aantekening op de achterzijde en dient als correctie daarop te worden beschouwd. Navraag bij de douane leert dat de T5-documenten - in strijd met de tussen de douane en de terminalhouder geldende werkafspraken - niet kort voor het laden aanving aan de douane zijn gefaxt. Indien de douane geen fax ontvangt, leidt dat ertoe dat de betrokken goederen aan het toezicht van de douane worden onttrokken. Dat is in dit geval gebeurd, en dat betekent dat er geen bewijs is dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, zodat de restitutieaanvragen moeten worden afgewezen.
5.1
Het College overweegt als volgt.
5.2
Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten, luidt voor zover en ten tijde hier van belang:
"Artikel 2
1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(...)
g) „uitvoer”: het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer gevolgd door het verlaten van de producten van het douanegebied van de Gemeenschap;
(...)
Artikel 3
Onverminderd (...), ontstaat het recht op restitutie:
— bij het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer voor alle derde landen eenzelfde restitutievoet van toepassing is;
(...)
Artikel 7
1.
Onverminderd de artikelen 15 en 27 mag de restitutie slechts worden uitbetaald indien het bewijs is geleverd dat de producten waarvoor de aangifte ten uitvoer is aanvaard, uiterlijk zestig dagen na die aanvaarding in ongewijzigde staat het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.
(...)
Artikel 31
1.
Zodra de aangifte ten uitvoer is aanvaard, schieten de lidstaten op verzoek van de exporteur het restitutiebedrag geheel of gedeeltelijk voor, op voorwaarde dat een zekerheid wordt gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorschot, verhoogd met 10 %.
(...)
Artikel 32
1.
Wanneer het voorschot hoger is dan het werkelijk voor de betrokken uitvoer of voor een equivalente uitvoer verschuldigde bedrag, leidt de bevoegde autoriteit onverwijld de procedure van artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 in met het oog op de betaling door de exporteur van het verschil tussen deze beide bedragen, verhoogd met 10 %.
(...)
Artikel 49
1.
Onverminderd de verplichting tot betaling van het negatieve bedrag als bedoeld in artikel 48, lid 5, is de begunstigde verplicht, indien een restitutie ten onrechte is betaald, de ten onrechte ontvangen bedragen terug te betalen, waaronder begrepen de overeenkomstig artikel 48, lid 1, geldende sanctiebedragen, vermeerderd met een rente over het tussen de betaling en de terugbetaling verstreken tijdvak. Indien evenwel:
a) de terugbetaling door een nog niet vrijgegeven zekerheid wordt gewaarborgd, geldt het verbeuren van de zekerheid overeenkomstig artikel 32, lid 1, als teruggave van de verschuldigde bedragen;
(...)"
Verordening (EG) nr. 1276/2008 van de Commissie van 17 december 2008 inzake de controle aan de hand van fysieke controles bij de uitvoer van landbouwproducten waarvoor restituties of andere bedragen worden toegekend, luidt voor zover en ten tijde hier van belang:
"Artikel 1
Inhoud en toepassingsgebied
Bij deze verordening worden bepaalde procedures vastgesteld aan de hand waarvan moet worden gecontroleerd of handelingen die recht geven op betaling van uitvoerrestituties en alle andere, in artikel 2, onder a), bedoelde bedragen, overeenkomstig de voorschriften zijn uitgevoerd.
(...)
Artikel 8
Controlelocatie en gedetailleerde controlemethoden
1.
Wanneer de uitvoeraangifte is aanvaard in een douanekantoor van uitvoer dat niet het douanekantoor van uitgang of van bestemming van het controle-exemplaar T5 is, (...), verricht het douanekantoor van uitgang een substitutiecontrole overeenkomstig dit artikel en onverminderd krachtens andere bepalingen uitgevoerde controles.
(...)"
Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92, luidt voor zover en ten tijde hier van belang:
"Artikel 912 bis
(...)
2.
Wanneer de toepassing van een communautaire bepaling inzake de in- of uitvoer van goederen of inzake het goederenverkeer binnen het douanegebied van de Gemeenschap, afhankelijk is gesteld van het bewijs dat de goederen op de voorgeschreven wijze zijn gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming hebben gekregen, wordt dit bewijs geleverd door overlegging van het controle-exemplaar T5, dat overeenkomstig het bepaalde in dit deel wordt opgesteld en gebruikt.
(...)
5.
In afwijking van lid 2 en behoudens andersluidende communautaire bepalingen die in een controle op het gebruik en/of de bestemming van de goederen voorzien, kan elke lidstaat bepalen dat
het bewijs dat de goederen op de voorgeschreven wijze zijn gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming hebben gekregen, wordt geleverd volgens een nationale procedure, mits de goederen het grondgebied van die lidstaat niet verlaten voordat zij op de voorgeschreven wijze zijn gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming hebben gekregen.
Artikel 912 quater
1.
De goederen en de originelen van de controle-exemplaren T5, worden bij het kantoor van bestemming aangeboden.
(...)
3.
Het kantoor van bestemming controleert het voorgeschreven gebruik en/of de voorgeschreven bestemming. Dit kantoor registreert de gegevens die op de controle-exemplaren T5 voorkomen, zo nodig door een kopie ervan te behouden, en de resultaten van de verrichte controles.
(...)"
5.3
Uit artikel 912 bis, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2454/93 volgt dat het bewijs dat de partijen melkpoeder de voorgeschreven bestemming - in dit geval uitvoer uit de Gemeenschap - hebben verkregen, wordt geleverd door overlegging van overeenkomstig de voorschriften gebruikte controle-exemplaren T5. Tot deze voorschriften behoort artikel 912 quater, eerste lid, van deze verordening, dat onder meer bepaalt dat de goederen en de originelen van de controle-exemplaren T5, worden aangeboden bij het kantoor van bestemming
Het kantoor van bestemming is in dit geval het douanekantoor dat - kort gezegd - verantwoordelijk is voor de haven van waaruit de goederen de Gemeenschap verlaten (artikel 912 quater, tweede lid, eerste gedachtestreepje), en dit kantoor dient onder meer de op het T5-document aangegeven bestemming te controleren (artikel 912 quater, derde lid).
5.4
De door verweerder genoemde werkafspraken maken - zo begrijpt het College uit de door de douane bij brief van 4 februari 2013 verstrekte informatie - deel uit van een door de douane aan de terminalhouder verleende vergunning. Bij punt 1 van deze werkafspraken staat het volgende vermeld:
"Restitutie T5 goederen met kantoor van uitgang Amsterdamworden 1x per dag, minimaal 2 uur voor aanvang laden van het uitgaande vervoermiddel, gefaxt aan de Douane. (...)"
5.5
Tussen partijen is niet in geschil dat de controle-exemplaren T5 feitelijk aan de douane ter hand zijn gesteld. Het College stelt voorts vast dat de douane deze T5's ook in behandeling heeft genomen, nu de douane in het daarvoor bestemde vak J van de controle-exemplaren T5 heeft aangetekend dat de goederen de aangegeven bestemming - uitvoer uit de Gemeenschap - hebben gekregen. Verweerders standpunt komt erop neer dat punt 1 van de werkafspraken niet is nageleefd doordat is nagelaten bij het laden van de goederen de douane apart per fax ervan op de hoogte te stellen dat de ten uitvoer aangegeven zending door een T5-formulier begeleide restitutiegoederen betrof. Dit heeft in zijn visie tot gevolg dat artikel 912 quater, eerste lid, van de Verordening is geschonden.
5.6
Artikel 912 quater, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2454/93 heeft betrekking op het aanbieden van de originele controle-exemplaren T5; dat er ook afschriften in de vorm van gefaxte exemplaren moeten worden aangeleverd, valt uit die bepaling niet af te leiden. Het feit dat de werkafspraken deze verplichting wel bevatten, biedt op zichzelf genomen geen steun voor de stellingname dat deze verplichting - buiten het kader van de vergunning waarvan zij onderdeel vormt - ook dient te worden nageleefd teneinde aanspraak te behouden op de aangevraagde restitutie. Verweerder noch de douane heeft daartoe enige grondslag aangewezen. Het College heeft een zodanige grondslag ook niet kunnen vinden en ziet evenmin anderszins aanknopingspunten voor het oordeel dat hier geen sprake is geweest van het aanbieden van controle-exemplaren T5 als bedoeld in artikel 912 quater voornoemd.
Nu, gelet op het vorenoverwogene, vaststaat dat de T5-formulieren zijn aangeboden als bedoeld in artikel 912 quater voornoemd, kan en zal het College voorbijgaan aan hetgeen partijen verdeeld houdt met betrekking tot het niet naleven van de hiervoor gememoreerde werkafspraken.
5.7
Ten aanzien van verweerders betoog dat het niet-naleven van de werkafspraken heeft meegebracht dat geen substitutiecontrole heeft kunnen plaatsvinden, geldt het volgende. De in artikel 912 quater, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2454/93 vervatte verplichting strekt niet verder dan tot het aanbieden van de betrokken T5-documenten (samen met de goederen) bij het kantoor van bestemming. Het is vervolgens aan dat kantoor om de goederen te onderwerpen aan de nodige controles. Indien deze controles in een concreet geval niet hebben plaatsgevonden of hebben kunnen plaatsvinden, wettigt dat niet zonder meer de slotsom dat de exporteur of degenen wier diensten hij inschakelt in strijd hebben gehandeld met een verplichting waarvan schending de afwijzing van de restitutieaanvraag tot gevolg dient te hebben. Verweerder heeft - afgezien van de werkafspraken - geen argumenten aangedragen die in die richting wijzen.
6.
Gelet op het voorgaande berusten de bestreden besluiten op een onjuiste uitleg van artikel 912 quater, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2454/93. Het beroep is gegrond en de bestreden besluiten komen voor vernietiging in aanmerking.
7.
Het College ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de primaire besluiten worden herroepen, voor zover betrekking hebbend op de zeven resterende restitutieaanvragen, en dat deze restitutieaanvragen worden toegewezen. Ter zitting heeft verweerder opgemerkt dat er, los van artikel 912 quater, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2454/93, geen andere grond is om de door appellante aangevraagde restitutie niet toe te kennen. Het College ziet geen reden om op dit punt tot een ander oordeel te komen. Hieruit volgt dat appellante definitief recht heeft op de haar verleende voorschotten; de gestelde zekerheid had met toepassing van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a, van Verordening (EG) nr. 2220/85 (inmiddels vervangen door artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012) vrijgegeven moeten worden.
8.
Het College verstaat dat verweerder een besluit zal nemen over de verschuldigde wettelijke rente, die gelet op artikel 28, derde lid, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 overeenkomstig het nationale recht moet worden vastgesteld.
9.
Omdat het College het beroep gegrond verklaart, bepaalt het College dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is het College niet gebleken.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • herroept de primaire besluiten, bepaalt dat de restitutieaanvragen waarop de in geding zijnde controle-exemplaren T-5 betrekking hebben, worden toegewezen, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 298,-- aan appellante te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, mr. R.R. Winter en mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. M.J. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 augustus 2013.
w.g. W.E. Doolaard w.g. M.J. van Veen