Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 17 september 2013 in de zaak tussen
Stichting Admiraal De Ruyter Ziekenhuis, te Middelburg, appellante
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
van de functies tussen de ziekenhuizen noodzakelijk is voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg. De fusie heeft volgens appellante gevolgen voor de huisvesting. De huisvesting moet worden aangepast aan de nieuwe situatie na de fusie. Het gebouwencomplex te Vlissingen heeft hiervoor volgens appellante geen goede structuur. Appellante wijst op het rapport van TNO van 6 december 2010 waarin in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verschillende scenario’s voor nieuwbouw zijn geanalyseerd. Uit het rapport blijkt volgens appellante dat alleen scenario A waarin sprake is van nieuwbouw in Middelburg en het afstoten van het gebouwencomplex te Vlissingen als haalbaar wordt gezien en alleen dan wanneer een financiële taakstelling van € 16 miljoen wordt opgelost. Dit scenario wordt door de provincie Zeeland, de zorgverzekeraars en andere stakeholders onderschreven. De versnelde afschrijving van de resterende boekwaarde van het oude gebouwencomplex te Vlissingen kan niet worden overeengekomen met de zorgverzekeraars en worden afgewikkeld in het B-segment. De ACM heeft appellante in haar fusiebesluit namelijk de remedie opgelegd dat voor het B-segment een prijsplafond geldt gebaseerd op de landelijk gemiddelde prijs in dit segment.
Voor zover appellante heeft gesteld dat alleen nieuwbouw conform scenario A van het rapport van TNO van 6 december 2010 in combinatie met versnelde afschrijving van de resterende boekwaarde van het gebouwencomplex aan de Koudekerkseweg 88 te Vlissingen haalbaar is, overweegt het College dat dit niet volgt uit de door appellante overgelegde stukken. Het besluit van de ACM van 25 maart 2009 over de concentratie van de verschillende ziekenhuizen gaat niet over het plan voor nieuwbouw van appellante. In het rapport van TNO worden vier mogelijke bouwscenario’s – A tot en met D – met elkaar vergeleken. In het rapport wordt geconcludeerd dat geen van de scenario’s financieel haalbaar is.
Dat de concentratie van verschillende ziekenhuizen nodig was om de kwaliteit van de zorg in Midden-Zeeland te kunnen waarborgen, betekent – anders dan appellante veronderstelt – niet dat daarmee vast staat dat de kwaliteit van de zorg onder druk komt te staan, indien het voorgenomen nieuwbouwplan geen doorgang kan vinden. Het College wijst in dit verband op het gespreksverslag met de IGZ dat bij het rapport van TNO van 6 december 2010 is gevoegd. Uit dit verslag blijkt dat de IGZ de verschillende bouwscenario’s niet op kwaliteit heeft getoetst, omdat appellante naar de mening van de IGZ zelf verantwoordelijk is voor het realiseren van huisvesting waar verantwoorde zorg kan plaatsvinden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
mr. L.F. Wiggers-Rust, in aanwezigheid van mr. B.S. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2013.