Uitspraak
Minister van Economische Zaken(hierna: de minister)
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
In dit besluit heeft de minister overwogen dat uit onderzoek van het Agentschap Telecom is gebleken dat op 28 december 2010 via een antenne-installatie op het perceel [adres] te [woonplaats] zonder vergunning door middel van een radiozendapparaat gebruik is gemaakt van frequentieruimte op de frequentie 94.5 megahertz. Het genoemde perceel is eigendom van appellante. Wegens overtreding van artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet heeft de minister aan appellante een boete van € 2500,-- opgelegd. Om appellante er toe te bewegen in de toekomst niet opnieuw illegaal uit te zenden heeft de minister tevens een last onder dwangsom opgelegd.
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
Het is appellante gebleken dat met de vaste antennemast op haar perceel in het geheel geen illegale uitzendingen zijn verzorgd in de bewuste periode, maar dat deze uitzendingen zijn verzorgd door haar partner [naam] met een mobiele zendmast vanaf een naastliggend perceel op momenten dat appellante niet aanwezig was. Dit blijkt uit verklaringen van haar partner en uit drie verklaringen die zijn toegezonden aan de rechtbank. Haar partner heeft de illegale zendactiviteiten volledig verborgen gehouden voor appellante evenals de correspondentie van het Agentschap Telecom.
Om appellante als functioneel dader te kunnen aanmerken, dient komen vast te staan dat met behulp van de vaste mast van op het terrein van appellante door de partner van appellante is uitgezonden. Bij uitzending via een mobiele mast heeft appellante het niet in haar macht om dergelijke uitzendingen te voorkomen en kan niet worden gesteld dat appellante dergelijke handelingen heeft aanvaard of placht te aanvaarden. Dat is de kern waar het in deze procedure juridisch om draait.
Er heeft onvoldoende onderzoek plaatsgevonden om deze juridische vraag te kunnen beantwoorden. Het ligt op de weg van de minister om onderzoek te laten verrichten naar de vraag wie fysieke dader is en wie eventueel de functionele dader is en welke rol zij hebben gespeeld bij de betreffende overtreding. Appellante is echter niet gehoord en dat geldt evenzeer voor de fysieke dader, haar partner.
Bovendien is de rechtbank voorbij gegaan aan een belangrijke getuigenverklaring, namelijk van [getuige 1]. Hetgeen [getuige 1] ter zitting van de rechtbank heeft verklaard, is geheel niet weergegeven in de uitspraak van de rechtbank. Hij heeft verklaard dat in de periode van 27 tot en met 31 december 2010 geen gebruik kan zijn gemaakt van de vaste mast, omdat deze niet aangesloten is geweest op de stroomvoorziening van zijn horecagelegenheid die naast de mast is gelegen. Hij heeft dat zelf geconstateerd. Hij zal ook niet toestaan dat de mast wordt aangesloten op de elektriciteitsvoorziening van de horecagelegenheid, omdat die al op zijn piekbelasting zit en dit dus zal leiden tot problemen. Voorts heeft [getuige 1] verklaard zelf te hebben gezien dat een mobiele mast met een werkend aggregaat opgesteld heeft gestaan en dat men deze mobiele mast heeft laten zakken toen de controleurs van Agentschap Telecom in de buurt waren.
Ook aan de verklaring van [partner appellante] en aan de schriftelijke verklaringen van de andere twee getuigen gaat de rechtbank ten onrechte voorbij. De rechtbank acht de getuigenverklaring van [partner appellante] niet geloofwaardig, omdat hij een onjuiste verklaring heeft afgelegd en zichzelf zou tegenspreken. Als hiervan sprake is, gaat het om details.
De andere twee getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] zijn heel specifiek. Beide getuigen verklaren een mobiele zendmast te hebben gezien.
Het is appellante niet duidelijk waarom de rechtbank zonder motivering aan de visuele waarnemingen van de toezichthouders grotere waarde hecht dan aan de visuele waarnemingen van de getuigen aan de zijde van appellante. Het staat niet vast dat de toezichthouders de locatie van de mobiele mast hebben gezien en ter plekke controle hebben uitgeoefend. Ze zijn hun auto niet uit geweest.
De rechtbank oordeelt dat een mispeiling is uitgesloten, maar dit is kennelijk gebeurd op basis van een rapport van het opsporingsinstituut zelf. Het is zeer wel mogelijk dat antennemasten die dicht op elkaar staan niet kunnen worden uitgepeild. Hiervoor is onderzoek ter plaatse nodig en dit onderzoek is onvoldoende geweest om mispeiling te kunnen uitsluiten.