ECLI:NL:CBB:2012:BZ2664
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen heffingsbesluit in de boomkwekerijsector
In deze zaak hebben appellanten, waaronder A. en anderen, beroep ingesteld tegen een besluit van het Productschap Tuinbouw, waarbij hun bezwaar tegen een heffingsbesluit niet-ontvankelijk werd verklaard. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 14 december 2012 uitspraak gedaan. De appellanten stelden dat zij met de aanvulling van debiteurennummers en de vermelding van de verordening en jaargang voldaan hadden aan de eisen van artikel 6:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College oordeelde echter dat de appellanten niet voldoende duidelijk hadden gemaakt tegen welk besluit hun bezwaren zich richtten. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere uitspraken van het College, waarin werd benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de bezwaarmaker is om concreet aan te geven tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt.
Het College heeft vastgesteld dat verweerder ten onrechte het bezwaar van appellante C. niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellante had voldoende duidelijkheid verschaft over het besluit waartegen het bezwaar was gericht. Het College vernietigde het bestreden besluit van 25 november 2011 voor zover het betrekking had op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van C. en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het beroep van de overige appellanten werd ongegrond verklaard. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante C. ten bedrage van €874,- en moest het griffierecht van €302,- worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke omschrijving van het besluit in een bezwaarschrift en de verantwoordelijkheden van zowel de bezwaarmaker als de bestuursorganisatie in het proces van bezwaar en beroep.