ECLI:NL:CBB:2012:BY6225

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/584
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen tuchtmaatregel opgelegd aan accountant wegens niet voldoen aan permanente educatie verplichtingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A, een accountant, tegen een uitspraak van de accountantskamer die hem een berisping en een geldboete van € 6.000,- oplegde wegens het niet voldoen aan de permanente educatie (PE) verplichtingen. De klacht was ingediend door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) op 11 februari 2011. De accountantskamer oordeelde dat A in de driejaarscyclus van 2007-2009 niet het vereiste aantal PE-punten had behaald en niet had gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA.

Tijdens de zitting van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 augustus 2012, waar A persoonlijk aanwezig was, werd de klacht besproken. A voerde aan dat hij dacht dat de boete mild zou zijn als hij zich zou laten uitschrijven uit het register. Hij stelde dat hij wel aan de PE-verplichtingen had voldaan, maar dat het NIVRA zijn adreswijziging niet had verwerkt, waardoor hij geen correspondentie had ontvangen.

Het College oordeelde dat A niet kan worden verweten dat hij niet aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan, omdat hij niet op de hoogte was van de vereisten door de foutieve adresregistratie. Het College verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de accountantskamer en legde A de maatregel van waarschuwing op, in plaats van de eerder opgelegde berisping en geldboete. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van A was om zijn adreswijzigingen tijdig door te geven, maar dat de omstandigheden in deze zaak aanleiding gaven om de eerdere beslissing te herzien.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/584 20 november 2012
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, te B, appellant van een uitspraak van de accountantskamer van 27 juni 2011, met nummer 11/314 Wtra AK.
1. Het procesverloop in hoger beroep
Appellant heeft bij brief van 26 juli 2011, bij het College binnengekomen op 27 juli 2011, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer, gegeven op een klacht, op 11 februari 2011 door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA, hierna ook: klager), ingediend tegen appellant.
De accountantskamer heeft bij brief van 2 augustus 2011 de stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij brief van 6 februari 2012 heeft appellant een vertaling van zijn in het Engels opgesteld hoger beroepschrift ingediend.
Bij brief van 28 februari 2012 heeft klager een reactie op het beroepschrift ingediend.
Op 28 augustus 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant is in persoon verschenen. Namens klager is verschenen mr. Th.V.E. Bouma, advocaat te Amsterdam.
2. De uitspraak van de accountantskamer
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht gegrond verklaard en appellant de maatregel van berisping opgelegd en een geldboete ten bedrage van € 6.000,-.
Ter zake van de formulering van de klacht door de accountantskamer, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal
120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellant, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellant niet wordt bestreden, houdt in dat appellant:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en, voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, hij niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
3.3 In reactie op de klacht heeft appellant bij brief van 21 februari 2011 aan klager verzocht uitgeschreven te worden uit het register, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants.
Klager heeft bij brief van 23 februari 2011 aan de accountantskamer medegedeeld dat de uitschrijving uit het register voor hem geen aanleiding vormt om de klacht tegen appellant in te trekken.
Appellant is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer.
3.4 In het hoger beroepschrift heeft appellant aangevoerd dat de boete ‘zeer buitensporig’ is en dat het opleggen van de maatregel van berisping niet eerlijk is. Appellant dacht dat wanneer hij zich zou laten uitschrijven de boete zeer mild zou zijn.
Appellant stelt dat hij heeft voldaan aan de eis van het behalen van 120 PE-punten met uitzondering van de 8 punten voor de door het NIVRA verplicht gestelde activiteiten. Het feit dat de wel behaalde PE-punten niet zijn geregistreerd is volgens appellant te wijten aan het feit dat het NIVRA de correspondentie daaromtrent naar zijn oude adres heeft gestuurd en kennelijk de door hem wel verstuurde adreswijziging niet heeft ontvangen. Appellant is van mening dat het NIVRA hem nog een kans had moeten geven om zijn PE-punten alsnog op te geven of te registeren.
3.5 In de reactie op het hoger beroepschrift stelt klager dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de registeraccountant om adreswijzigingen tijdig en correct door te geven en te controleren of deze ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd. Het enkele feit dat appellant gedurende enkele jaren geen contributiefacturen heeft ontvangen had hem volgens klager tot actie moeten aanzetten. Dat de adreswijziging niet bij het NIVRA bekend was kan volgens klager geen verschoonbare reden zij voor het niet reageren op correspondentie van het NIVRA dan wel het niet registeren van PE-punten.
De uitschrijving uit het register doet volgens klager niet af aan het feit dat appellant in de periode 2007-2009 niet aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan. Klager heeft dit ook aan appellant medegedeeld.
Het NIVRA heeft pas kennis genomen van de door appellant opgevoerde PE-punten via het beroepschrift in hoger beroep. Op basis van de thans beschikbare informatie neemt het NIVRA aan dat appellant inderdaad heeft voldaan aan het PE-vereiste. Indien het NIIVRA op de hoogte was geweest van deze informatie dan had zij geen tuchtklacht ingediend tegen appellant dan wel had zij de klacht met betrekking tot het niet behalen van de vereiste PE punten ingetrokken. De in het klaagschrift geformuleerde voorwaardelijke klacht inzake het niet tijdig c.q. correct registreren van PE-punten was dan echter wel aan appellant tegengeworpen. Feitelijk is de aan appellant opgelegde maatregel voornamelijk te wijten aan het feit dat hij het NIVRA en de accountantskamer niet eerder heeft ingelicht over het door hem behaalde aantal PE-punten.
Ter zitting heeft klager desgevraagd verklaard dat hij geen consequenties verbindt aan het feit dat appellant een beperkt aantal PE-punten (8) voor een verplicht gestelde activiteit niet heeft behaald.
3.6 Het College is, gelet op de door appellant in hoger beroep overgelegde gegevens en in aanmerking genomen het standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, van oordeel dat appellant niet kan worden verweten dat hij in de periode van 2007 tot en met 2009 niet aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.7 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen.
3.8 Het College is met klager van oordeel dat het tot de verantwoordelijkheid van appellant moet worden gerekend om zorg te dragen voor het tijdig en correct doorgeven van adreswijzigingen en te controleren of deze ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd. Appellant was immers nog lid van het NIVRA. Appellant heeft ter zitting bovendien verklaard dat het hem was opgevallen dat hij geen post meer ontving van het NIVRA. Het had dan ook te meer op de weg van appellant gelegen om bij het NIVRA te informeren naar de oorzaak daarvan.
In aanmerking nemende dat het NIVRA belang heeft bij een juiste informatieverschaffing door de registeraccountants omtrent de behaalde PE-punten is het College van oordeel dat klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet voldoen aan de registratieverplichting, en klachtonderdeel b, gegrond dienen te worden verklaard.
Het College acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.
3.9 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
4. De beslissing
Het College
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak;
- verklaart klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet behalen van het vereiste aantal PE-punten,
ongegrond;
- verklaart de klacht voor het overige gegrond;
- legt appellant de maatregel op van waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. W.A.J. van Lierop, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. P.M. van der Zanden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2012.
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. M.A. Voskamp