3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal 120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen. Het bestuur van het NIVRA kan op grond van bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van deze verplichting.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellante, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellante niet wordt bestreden, houdt in dat appellante:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en dat, voor zover alsnog mocht blijken dat zij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, zij niet heeft voldaan aan haar registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
3.3 Appellante heeft niet gereageerd op de klacht en is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer. In het hoger beroepschrift voert zij aan dat zij wegens persoonlijke omstandigheden sinds 2007 niet meer heeft voldaan aan de PE-verplichtingen.
Appellante heeft voorts aangevoerd dat zij bovendien - op haar verzoek - per 1 maart 2011 is uitgeschreven uit het register, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants (hierna: het register).
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift is door klager aangevoerd dat appellante haar bijzondere (persoonlijke) omstandigheden niet eerder kenbaar heeft gemaakt, maar dat indien hij op de hoogte was geweest van de door appellante genoemde feiten en omstandigheden hij geen tuchtklacht had ingediend dan wel deze alsnog had ingetrokken. Volgens klager is het voorstelbaar dat de werkzaamheden van appellante in de periode van 2007 tot en met 2009 zodanig beperkt van aard en omvang waren dat zij feitelijk gezien van het toepassingsbereik van de NVPE zou zij uitgezonderd, dan wel dat er aanleiding was geweest om appellante vanwege de uiteengezette bijzondere omstandigheden een (volledige) ontheffing te verlenen.
3.5 Het College stelt voorop dat klager de bevoegdheid toekomt bij overtreding van de NVPE in een bepaalde periode door een lid van het NIVRA, in casu de periode 2007 tot en met 2009, een tuchtklacht in te dienen. Dat een lid van het NIVRA zich na deze periode heeft doen uitschrijven uit het register maakt dat niet anders.
3.6 Het College is evenwel van oordeel dat, gelet op de in hoger beroep door appellante uitvoerig naar voren gebrachte bijzondere omstandigheden en in aanmerking nemende het nadere standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, appellante redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet heeft voldaan aan de PE-verplichtingen in de betreffende periode en niet heeft gereageerd op aanmaningen van klager. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.7 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen en verklaart de klacht ongegrond.
3.8 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.