ECLI:NL:CBB:2012:BY6222

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/510
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen tuchtuitspraak accountantskamer inzake permanente educatie verplichtingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A, die in beroep ging tegen een uitspraak van de accountantskamer van 17 juni 2011. De accountantskamer had de klacht van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) gegrond verklaard en A een berisping en een geldboete van € 6.000,- opgelegd wegens het niet voldoen aan de permanente educatie (PE) verplichtingen. A had geen, althans minder dan 120 PE-punten behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en had niet gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA. A stelde dat zij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was geweest om aan de PE-verplichtingen te voldoen en dat zij per 1 maart 2011 uitgeschreven was uit het register.

Tijdens de zitting op 28 augustus 2012 is A verschenen, terwijl de klager, mr. Th.V.E. Bouma, advocaat te Amsterdam, aanwezig was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de bijzondere omstandigheden van A in overweging genomen en geconcludeerd dat A redelijkerwijs niet verweten kan worden dat zij niet aan de PE-verplichtingen heeft voldaan. Het College oordeelde dat de accountantskamer de klacht ten onrechte gegrond had verklaard en vernietigde de uitspraak. Het hoger beroep werd gegrond verklaard en de klacht werd ongegrond verklaard.

De beslissing van het College is gebaseerd op de artikelen 43 en 40 van de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. Het College heeft de zaak zelf afgedaan en de eerdere uitspraak van de accountantskamer vernietigd.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/510 20 november 2012
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, te B, appellante van een uitspraak van de accountantskamer van 17 juni 2011, met nummer 11/322 Wtra AK.
1. Het procesverloop in hoger beroep
Appellante heeft bij brief van 21 juni 2011, bij het College binnengekomen op 24 juni 2011, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer, gegeven op een klacht, op 11 februari 2011 door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA, hierna ook: klager), ingediend tegen appellante.
De accountantskamer heeft bij brief van 6 juli 2011 de stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij brief van 3 augustus 2011 heeft klager een reactie op het beroepschrift ingediend.
Op 28 augustus 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellante is in persoon verschenen. Namens klager is verschenen mr. Th.V.E. Bouma, advocaat te Amsterdam.
2. De uitspraak van de accountantskamer
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht gegrond verklaard en appellante de maatregel van berisping opgelegd en een geldboete ten bedrage van € 6.000,-.
Ter zake van de formulering van de klacht door de accountantskamer, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal 120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen. Het bestuur van het NIVRA kan op grond van bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van deze verplichting.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellante, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellante niet wordt bestreden, houdt in dat appellante:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en dat, voor zover alsnog mocht blijken dat zij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, zij niet heeft voldaan aan haar registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
3.3 Appellante heeft niet gereageerd op de klacht en is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer. In het hoger beroepschrift voert zij aan dat zij wegens persoonlijke omstandigheden sinds 2007 niet meer heeft voldaan aan de PE-verplichtingen.
Appellante heeft voorts aangevoerd dat zij bovendien - op haar verzoek - per 1 maart 2011 is uitgeschreven uit het register, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants (hierna: het register).
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift is door klager aangevoerd dat appellante haar bijzondere (persoonlijke) omstandigheden niet eerder kenbaar heeft gemaakt, maar dat indien hij op de hoogte was geweest van de door appellante genoemde feiten en omstandigheden hij geen tuchtklacht had ingediend dan wel deze alsnog had ingetrokken. Volgens klager is het voorstelbaar dat de werkzaamheden van appellante in de periode van 2007 tot en met 2009 zodanig beperkt van aard en omvang waren dat zij feitelijk gezien van het toepassingsbereik van de NVPE zou zij uitgezonderd, dan wel dat er aanleiding was geweest om appellante vanwege de uiteengezette bijzondere omstandigheden een (volledige) ontheffing te verlenen.
3.5 Het College stelt voorop dat klager de bevoegdheid toekomt bij overtreding van de NVPE in een bepaalde periode door een lid van het NIVRA, in casu de periode 2007 tot en met 2009, een tuchtklacht in te dienen. Dat een lid van het NIVRA zich na deze periode heeft doen uitschrijven uit het register maakt dat niet anders.
3.6 Het College is evenwel van oordeel dat, gelet op de in hoger beroep door appellante uitvoerig naar voren gebrachte bijzondere omstandigheden en in aanmerking nemende het nadere standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, appellante redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet heeft voldaan aan de PE-verplichtingen in de betreffende periode en niet heeft gereageerd op aanmaningen van klager. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.7 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen en verklaart de klacht ongegrond.
3.8 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
4. De beslissing
Het College
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak;
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.A.J. van Lierop, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. P.M. van der Zanden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2012.
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. M.A. Voskamp