ECLI:NL:CBB:2012:BY6200
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- J.L.W. Aerts
- E.R. Eggeraat
- J.A.M. van den Berk
- Rechtspraak.nl
Correctie van S&O-verklaring en mededeling gerealiseerde uren in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellant, A, h.o.d.n. B, te C, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarbij de bezwaren van appellant tegen een correctie van drie S&O-verklaringen zijn afgewezen. De procedure begon met een beroep dat op 17 augustus 2010 bij het College binnenkwam, tegen een besluit van 9 juli 2010. Dit besluit verklaarde de bezwaren van appellant tegen een eerdere correctie van S&O-verklaringen ongegrond. De correctie was gebaseerd op het aantal gerealiseerde S&O-uren dat appellant had doorgegeven, wat lager was dan het aantal uren dat in de S&O-verklaringen was opgenomen.
De feiten van de zaak tonen aan dat appellant in 2009 drie S&O-verklaringen had ontvangen, maar dat het aantal gerealiseerde uren in verschillende periodes niet overeenkwam met de toegekende uren. Appellant had 1.400 S&O-uren aangevraagd, maar had in werkelijkheid minder uren gerealiseerd. De Minister had op basis van de mededeling van appellant een correctie-S&O-verklaring afgegeven, waarbij het aantal S&O-uren werd gecorrigeerd. Appellant stelde dat hij niet goed was voorgelicht over de regels omtrent het schuiven van uren tussen verschillende periodes.
Het College oordeelde dat de correctie van de S&O-verklaringen op goede gronden was gehandhaafd. De wetgeving vereist dat de S&O-inhoudingsplichtige een mededeling doet als het aantal gerealiseerde uren minder is dan 90% van het aantal in de S&O-verklaring opgenomen uren. Het College concludeerde dat appellant niet kon worden afgerekend op het totaal aantal aangevraagde uren, omdat de gerealiseerde uren per aanvraagperiode niet overeenkwamen met de toegekende uren. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.